Vragen over kraai­en­vang­kooien


Indiendatum: jun. 2017

Ontheffing is verleend voor het gebruik van een kraaienvangkooi. Dit is een niet-selectief middel. Er is dus een reëel risico dat niet enkel kraaien worden gevangen, maar ook andere vogels, waaronder ook roofvogels (bijvoorbeeld havik, sperwer).

  1. Mede met het oog op de in onze provincie veelvuldig voorkomende roofvogelvervolging maakt onze fractie zich zorgen. Kunt u aangeven welk deel van en met welke frequentie de kraaienvangkooien (onaangekondigd) wordt geïnspecteerd tijdens gebruik?
  2. Kunt u aangeven hoeveel vangkooien sinds het verlenen van de ontheffing tot nu toe in gebruik zijn en in welke gemeenten deze vangkooien staan (het aantal per gemeente)?
  3. In welk deel van de geïnspecteerde kooien worden andere dieren aangetroffen? Welke dieren zijn dit?
  4. Zijn gevallen bekend van (verdenking van) roofvogelvervolging d.m.v. een kraaienvangkooi?
  5. Hoe denkt u op deze wijze de populatie weidevogels te beschermen, terwijl hun jongen nog altijd te weinig te eten hebben in onze weilanden? (Met andere woorden: kunt u motiveren waarom u denkt dat wordt voldaan aan de vereisten van artt. 3.3 en 3.4 WN, met name wat betreft de noodzaak van dit middel?)

Geachte mevrouw Van der Zanden,

Uw schriftelijke vragen op grond van artikel 39 van het Reglement van Orde, binnengekomen op 20 april 2017, beantwoorden wij als volgt. Eerder is uitstel van de beantwoording aangegeven.

Inleidende toelichting

Ontheffing is verleend voor het gebruik van de kraaienvangkooi. Dit is een niet-selectief middel. Er is dus een reëel risico dat niet enkel kraaien worden gevangen, maar ook andere vogels, waaronder ook roofvogels (bijvoorbeeld havik, sperwer).

Reactie inleidende toelichting

Vanwege het inzetten van een niet-selectief middel zijn in de ontheffing voorschriften opgenomen om eventuele effecten op andere diersoorten te minimaliseren.

Vraag 1:

Mede met het oog op de in onze provincie veelvuldige voorkomende roofvogelvervolging maakt onze fractie zich zorgen. Kunt u aangeven welk deel van en met welke frequentie de kraaienvangkooien (onaangekondigd) wordt geïnspecteerd tijdens gebruik?

Antwoord vraag 1:

De kraaienvangkooien worden binnen het ontheffingsgebied steekproefsgewijs gecontroleerd door de toezichthouder van de provincie, de FUMO. Omdat op dit moment het gebruik van de vangkooi zeer recent en zeer beperkt is, heeft nog geen inspectie plaatsgevonden.

Zie hiervoor ook ons antwoord op vraag 2.

Vraag 2:

Kunt u aangeven hoeveel vangkooien sinds het verlenen van de ontheffing tot nu toe in gebruik zijn en in welke gemeenten deze vangkooien staan (het aantal per gemeente)?

Antwoord vraag 2:

Door de ontheffinghouder (de Faunabeheereenheid) worden machtigingen afgegeven aan de feitelijke gebruiker binnen het werkgebied van een agrarisch collectief. Inmiddels (stand 24 april 2017) zijn 21 machtigingen voor het gebruik van vangkooien afgegeven en zijn er nog 14 in behandeling. Het gebruik is afgegeven ten behoeve van het weidevogelbeheer per agrarisch collectief. Hiervoor worden de gegevens geregistreerd binnen het werkgebied van een agrarisch collectief om de relatie met het weidevogelbeheer te behouden.

Bij het plaatsen van een vangkooi dient dit te worden gemeld bij de FUMO. Inmiddels zijn er 2 meldingen gedaan van het in gebruik nemen van de kraaienvangkooi. Omdat de melding zeer recent is gedaan is hierop nog geen controle uitgevoerd.

De Faunabeheereenheid heeft een handleiding opgesteld over het gebruik van de kraaienvangkooi. Deze ‘handleiding gebruik machtiging kraai met vangkooi’ is digitaal te raadplegen.

Vraag 3:

In welk deel van de geïnspecteerde kooien worden andere dieren aangetroffen? Welke dieren zijn dit?

Antwoord vraag 3:

Vanwege de zeer recente inzet van de kraaienvangkooi zijn nog geen gegevens bekend. In de ontheffing is een rapportageverplichting opgenomen om vast te leggen welke andere soorten mogelijk worden aangetroffen.

Vraag 4:

Zijn gevallen bekend van (verdenking van) roofvogelvervolging d.m. v. een kraaienvangkooi?

Antwoord vraag 4:

Onder de huidige ontheffing zijn deze niet bekend.

Vraag 5:

Hoe denkt u op deze wijze de populatie weidevogels te beschermen terwijl hun jongen nog altijd te weinig te eten hebben in onze weilanden? (Met andere woorden kunt u motiveren waarom u denkt dat wordt voldaan aan de vereisten van art. 3.3. en 3.4. WN, met name wat betreft de noodzaak van dit middel?)

Antwoord vraag 5:

Het weidevogelbeheer is onder andere door zeven agrarisch collectieven opgepakt. Zij nemen, samen met andere gebiedspartners, al maatregelen ter verbetering van het weidevogelbiotoop. Deze zijn ook vastgelegd in het 'Protocol predatiebeheer bij weidevogels’ (2014) opgesteld en gebaseerd op gezamenlijke afspraken vanuit het Olterterpoverleg (platform van gebiedspartners waaronder terreinbeherende organisaties). De preventieve en biotoopverbeterende maatregelen uit het protocol zijn op dit moment nog onvoldoende om de weidevogelpopulatie in Fryslân te versterken. Hierin is nog een verbeterslag te maken, maar zelfs in een groot deel van de gebieden met voldoende goed biotoop (voedsel en dekking) zoals Skrok/Skrins en Workumerwaard worden onvoldoende kuikens vliegvlug.

Predatiedruk lijkt hiervan mede de oorzaak te zijn. De vos en de zwarte kraai zijn predatoren van weidevogels en staan mede daarom op de landelijke vrijstellingslijst (schade aan fauna).

Om samen met de uitvoering van de maatregelen de predatiedruk verder te verkleinen worden aanvullende maatregelen, zoals afschot van vos en zwarte kraai en inzet van de vangkooi, gezien als noodzakelijk in het belang van de bescherming van de weidevogelstand.

Interessant voor jou

Vragen over kunstlicht bij vossenjacht

Lees verder

Vragen over komst mestvergister Burgum

Lees verder