Bijdrage begroting 2017


9 november 2016

Dank u wel, voorzitter.

Uit de 2e Bestuursrapportage en de Begroting 2017 die wij vandaag bespreken blijkt dat er met name door het ambtelijk apparaat veel werk is verzet. Zij verdienen daarvoor onze waardering en dat mag ook wel eens worden gezegd.

Dat wil overigens niet zeggen dat wij tevreden zijn, maar daar kan het ambtelijk apparaat niets aan doen.

Wij vinden het niet goed verteerbaar dat de natuurdoelen en de doelen met betrekking tot de waterkwaliteit nog steeds niet worden gehaald. En ze waren naar ons oordeel al zo magertjes geformuleerd. Het niet realiseren van de waterkwaliteitsdoelen en de natuurdoelen staat bovendien haaks op de ambitie van dit college om de natuurinclusieve landbouw te bevorderen.

Dat de eerder genoemde doelen niet zijn gehaald is ook niet zo vreemd.

In april 2015 is het melkquotum losgelaten en zijn veel gangbare boeren om raak gaan melken. Deze melkexplosie blijkt een ramp voor de natuur, een ramp voor het milieu, een ramp voor de koeien en een ramp voor de boer te zijn.

En de provincie heeft deze ramp mogelijk gemaakt. Wij vinden het moeilijk te begrijpen maar nog steeds geeft deze provincie elke week tientallen Natuurbeschermingsvergunningen af voor uitbreidingen van melkveehouderijen.Tegen die achtergrond is het nogal logisch dat de doelen op het gebied van waterkwaliteit en de natuurdoelen niet worden gehaald.

Wij zouden graag van de gedeputeerde horen welke mogelijkheden hij voor de provincie ziet om remmend en regulerend op te treden tegen de nadelige natuur- en milieugevolgen van de steeds maar uitbreidende gangbare melkveehouderij.

Graag uw reactie.

Over het algemeen genomen begint iemand een onderneming om een dienst of een product te leveren waarvan hij minstens het vermoeden heeft dat het verkocht zal worden. Over de verkooppotentie van Nederlandse melk heeft de bestuursvoorzitter van Friesland Campina, de heer Joosten op 19 april van dit jaar in het Financieele Dagblad een interessant boekje open gedaan.

Ik citeer: “De eerste vijf miljard liter melk zijn zeer winstgevend. Aan de volgende twee miljard verdien je niets en op de laatste drie miljard verliezen we geld.” Einde citaat.

Hiermee zegt de hoogste baas van Friesland Campina waar ongeveer 90% van alle Nederlandse melk wordt verwerkt, dat bijna de helft van alle melk met verlies wordt verkocht. En die verliezen worden glad gestreken met de zeer winstgevende melk uit de eerste vijf miljard kilo.

Dit komt nog niet eens door de extreem lage melkprijzen van dit jaar, maar dit is al decennialang aan de orde. Dat Friesland Campina de verliezen op de ene helft van de melk goed maakt met de winst op de andere helft van de melk moeten zij weten.

Daar gaat de provincie niet over.

Maar het is alles behalve duurzaam. En daar gaat de provincie wel over.

Intussen blijven wij investeren en geven we miljoenen uit aan herstel van schade aan de natuur en het milieu van de steeds intensiever geworden gangbare melkveehouderij en verduurzamen wij amper.

Kan de gedeputeerde uitleggen hoe deze praktijk in de intensieve gangbare melkveehouderij past in het streven naar duurzaamheid van de provincie?

Graag uw reactie.

Voorzitter, je hoeft geen raketgeleerde te zijn om te begrijpen dat het onder die omstandigheden misschien handig is om niet méér, maar minder te gaan melken. Dat is goed voor de natuur, dat is goed voor het milieu, goed voor de koe en uiteindelijk ook goed voor de portemonnee van de boer. Maar de eigenaren van Friesland Campina, de melkveehouders zien dat anders. Zij zijn in plaats van minder, juist meer gaan melken.

Dwars door het stikstof- en fosfaatplafond heen.

Nog even een citaat van de heer Joosten: “in 2015 en 2016 krijgen we anderhalf miljard liter melk meer op de stoep. Die extra melk wordt verwerkt tot de laagst renderende producten, zoals spotmelk of foliekaas. Dat kan iedereen maken.” Einde citaat.

Wat meneer Joosten toen nog niet wist, maar wij intussen wel, is dat al die extra melk, gemolken na 1 april 2015 in de vorm van poeder en kaas ligt opgeslagen in pakhuizen op kosten van de Europese Unie. Wat meneer Joosten toen ook niet wist, maar wij intussen wel is dat melkveehouders in Europa betaald krijgen om niet te melken.

De conclusie ligt voor de hand: de gangbare melkveehouderij heeft zichzelf in de voet geschoten. En dat kon ze doen omdat wij als overheid op gemeentelijk nivo, provinciaal en ook landelijk de melkveehouderij de afgelopen decennia geen strobreed in de weg hebben gelegd en zelfs de schade voor onze rekening namen.

Wie deze sector puur vanuit een financieel-economische invalshoek bekijkt kan maar tot één conclusie komen: deze sector moet drastisch worden gereorganiseerd.

Daar waar de provincie mogelijkheden heeft zou ze daarbij sturend moeten optreden.

Minder melk, betere melk. Minder subsidie, hogere prijzen. En wonder boven wonder, voorzitter, wie de financieel-economische invalshoek als maatstaf voor de omvang van de Nederlandse melkveehouderij hanteert, krijgt daar geheel gratis een paar mooie cadeautjes bij. Want minder melk en betere melk betekent meer biodiversiteit, minder landschapspijn, terugkerende weidevogels, betere waterkwaliteit en een goed gevulde boerenportemonnee.

En ook de provincie krijgt een cadeautje. Er komt meer geld vrij voor leuke dingen. De provincie is op jaarbasis per saldo ongeveer € 18,5 miljoen kwijt om een deel van de schade die door de gangbare melkveehouderij is aangericht te herstellen. Het is beter om die schade te voorkomen.

De provincie krijgt vanuit Brussel, nadat wij het er eerst zelf hebben heen gebracht, financiële middelen in het zogenaamde POP-kader. Voorwaarde is wel dat de provincie naast elke Brusselse euro ook een euro bijpast. En zo pompen we geld onnodig rond.

Voorkomen is beter dan genezen. En dat geldt in dit geval wel helemaal.

Naast de schade die deels via de POP wordt gerepareerd, is er ook nog andere indirecte schade. Ganzenschade, weidevogelprogramma's, natuurbeheerprogramma's. Subsidies om boeren te leren hoe ze hun erf moeten schoonvegen en zo kan ik nog wel even doorgaan.

Acht statenfracties van de Partij voor de Dieren in Nederland hebben vorig jaar laten uitrekenen wat deze indirecte kosten van de gangbare melkproductie zijn. De onderzoekers kwamen op een bedrag van 20 cent per liter melk en dat was dan nog conservatief benaderd. Als we dit allemaal op een rijtje zetten dan wordt er ook door deze provincie wel heel veel geld uitgegeven om de boeren te kunnen laten melken.

Wij zouden van het college graag een overzichtje zien waarin inzichtelijk wordt gemaakt wat de materiële lusten en lasten voor de provincie en haar inwoners van de intensieve gangbare melkveehouderij zijn.

Kunt u dit voor ons in beeld brengen?

Wij zouden ook graag zien dat het college naar aanleiding van dat overzicht daar een standpunt over inneemt.

Graag een reactie.

Mijn fractie wil het het college nog wat huiswerk meegeven betreffende de natuurinclusieve landbouw die het nastreeft en daarmee voorop wil lopen in Nederland.

Wij vinden het bedrag dat tot nu toe voor de hele periode opzij wordt gezet nogal aan de magere kant. Voor een deel komt dat natuurlijk ook omdat het college niet weet, of althans nog niet op papier heeft gezet waar zij met de natuurinclusieve landbouw heen wil.

De beroemde stip op de horizon ontbreekt. Het zou bijvoorbeeld al heel verhelderend zijn als het college zegt ernaar te streven dat in 2019 in Fryslân alleen nog maar melkveebedrijven zijn met een maximale bezetting van 1,5 koe per hectare, exclusief jongvee. En dat er in Fryslân uitsluitend nog maar weidemelk wordt geproduceerd en dat in 2019 minimaal 50% van het Engelse raaigras is vervangen door bloem- en kruidenrijk gras.

U hoeft als college deze voorbeelden niet één op één over te nemen, maar het zou voor ons als provinciale staten wel handig zijn te weten waar u als college met de natuurinclusieve landbouw concreet heen wilt.

Alleen wat nieuwe verdienmodellen ontwikkelen zal onvoldoende soelaas bieden.

Het roer moet drastisch om. Zo redden wij de weidevogels niet, met nog slechts enkele postzegelgebieden met intensief weidevogelbeheer, verspreid over de provincie.

De provincie kan wel degelijk voorwaarden stellen, zo konden we enkele dagen geleden nog vernemen van de voorzitter van de Bond van Friese Vogelwachten, de heer Algra, die gewag maakt van maatschappelijk verantwoord boeren. En de Nederlandse Vogelbescherming gaat naar de Europese rechter vanwege het in gebreke blijven van Nederland bij de Europese Vogel en Habitatrichtlijnen voor de weidevogels ( zie de Volkskrant van 8 nov).

Graag een reactie op de mogelijkheden van de provincie om wel degelijk voorwaarden te kunnen stellen.

Tot zover het algemene kader van onze inbreng rond 2e Berap en Begroting 2017.

En dan wil ik nu graag een motie aankondigen, die wij afhankelijk van de reactie van de gedeputeerde in de 2e termijn gaan indienen.

Deze gaat onder andere over programma 3 van de 2e Berap en betreft de maatregelen die worden voorgesteld voor het veenweidegebied. Wij vinden samen met de FNP, SP en PvdA die de motie mede ondertekenen, dat organisaties zoals de Vereniging van Biologische Boeren Fryslân en het Netwerk Grondig structureel een plek moeten krijgen aan de gesprekstafel waar besloten wordt wat er nu precies moet gaan gebeuren. Zij vertegenwoordigen een groep boeren die voor dit college richtinggevend zouden kunnen zijn op de weg naar natuurinclusieve landbouw.*

Wij zouden graag zien dat deze organisaties niet alleen bij het veenweidedossier betrokken worden, maar bij alle dossiers die te maken hebben met natuur en landbouw.

Voorzitter, ik heb nog een tweede motie en nog een vraag.

Bij een vorige gelegenheid hebben we een motie over een initiatief van het Platform Friese rassen ingetrokken omdat het college nog tijd nodig had om uit te zoeken welke gedeputeerde hiervoor verantwoordelijk was. Er is toegezegd dat hierover vóór 1 november uitsluitsel zou zijn, juist vanwege de begrotingsbehandeling. Het is nu 9 november, maar of de Friese rassen nu vallen onder gedeputeerde Kramer of gedeputeerde Poepjes is nog steeds onduidelijk. We hebben gisteren wel een net briefje gekregen waaruit we opmaken dat we nog even geduld moeten hebben. Dat hebben we. En dus schuiven we deze motie nog een keer door.

Tenslotte heb ik nog een vraag.

In de Bestuursrapportage staat een hele rij aangenomen moties die nog niet zijn uitgevoerd. Vaak wordt de term “in behandeling” genoemd als reden voor het nog niet uitvoeren van de motie. Wij vinden dat vaag.

Wij zouden graag voor de motie 1241 die gaat over ecologisch bermbeheer en de motie 1266, over onderzoek naar waarschuwingssystemen om aanrijdingen met reeën te voorkomen een voortgangsrapportage hebben.

Als het kan vandaag nog, en een tijdpad. Graag uw reactie.

Dank u wel.

Rinie van der Zanden, Partij voor de Dieren

* deze motie is ingetrokken na toezeggingen van de gedeputeerde.

Interessant voor jou

Inbreng Vertaalslag Krimp

Lees verder

Inbreng bij Windpark Fryslân

Lees verder