Schrif­te­lijke vragen snelvaren Burgumer Mar


Indiendatum: dec. 2019

SCHRIFTELIJKE VRAGEN, ex artikel 41 Reglement van Orde

Gericht aan

GS

Inleidende toelichting

De pilot snelvaren op de Burgumer Mar is door de rechtbank op 2 augustus 2019 stilgelegd als gevolg van de toewijzing van een voorlopige voorziening, een en ander in afwachting van de behandeling van de bodemprocedure. De rechter heeft de pilot afgeblazen omdat niet voldaan was aan diverse zorgvuldigheidseisen.

Ook is onduidelijk wat de gevolgen van extra stikstofuitstoot zullen zijn voor het nabijgelegen Natura2000-gebied Alde Feanen.

Tegen de oorspronkelijke pilot waren bezwaren ingekomen van natuur- en landschapsvereniging De Walden, de Marren, watersportvereniging Eastermar en omwonenden/aanwonenden te Eastermar.

In de korte tijd vanaf de start van de pilot bleken er al diverse processen verbaal te zijn uitgeschreven omdat diverse snelvaarders zich niet aan de regels hielden. Dat geeft niet het vertrouwen voor de toekomst van een goede bescherming van de natuurwaarden.

Bij brief van 29 oktober 2019 deelt u de Staten mede dat u de pilot snelvaren in 2020 in gewijzigde vorm opnieuw wil gaan uitvoeren. U schuift daarmee de gerechtvaardigde bezwaren van een veelvoud van betrokkenen terzijde, die zich zorgen maken over de effecten op natuur, milieu en dierenwelzijn alsmede andere, meer rustzoekende watersporters en om- en aanwonenden.

De Statenfractie van de Partij voor de Dieren heeft hierover de volgende vragen:

Vragen

U wacht de behandeling van de bodemprocedure niet af. Wat is er zo spoedeisend dat een nieuwe proef niet nog een jaar kan wachten?

  1. Geven de recente ontwikkelingen met betrekking tot de stikstofdepositie en de ligging nabij de Alde Feanen u geen aanleiding om hier prudent mee om te gaan en toch maar even een pas op de plaats te maken met de uitvoering van deze pilot totdat duidelijk is hoe het toekomstige beleid aangaande stikstofdepositie wordt vormgegeven en de juridische procedure is afgerond? Zo nee, waarom niet?
  2. Hoeveel processen verbaal zijn in die korte tijd van de pilot uitgeschreven en wat was de aard van deze overtredingen?
  3. Vormen de diverse processen verbaal die in de zo korte tijd van de pilot al uitgeschreven moesten worden omdat een aantal snelvaarders zich nu al niet aan de regels hielden, niet ook een extra aanleiding om eerst maar eens een pas op de plaats te maken?
  4. U vindt het vooral spijtig voor de initiatiefnemers. Het was een plan van onderop. Maar wanneer dan direct al diverse overtredingen worden geconstateerd en geverbaliseerd, hoe garandeert u dan de natuurwaarden in de nabije toekomst?
  5. Bezwaarmakers tegen de pilot voelen zich door uw handelen niet gehoord, maar ook niet serieus genomen. Bovendien worden ze op extra kosten gejaagd, omdat ze nu opnieuw in beroep moeten gaan. Bezwaarmakers hebben onze fractie in kennis gesteld van de onvrede betreffende de nieuwe procedure. Zij voelen zich besodemieterd in de geest van de wet.
  6. Bent u ervan op de hoogte dat zij overwegen om opnieuw een bezwarenprocedure in te gaan? Zo ja, wat vindt u daarvan in relatie tot uw handelen?
  7. Mochten de bezwaren wederom in een voorlopige voorziening worden toegewezen, legt u zich daar dan bij neer? Zo nee, waarom niet?
  8. Vindt u het aanvaardbaar en verdedigbaar om inwoners nodeloos op kosten te jagen door coute que coute de pilot door te drukken en niet de koninklijke juridische weg te bewandelen en de behandeling van de bodemprocedure af te wachten? Zo ja, kunt u dat toelichten?
  9. Kunt u zich voorstellen dat uw handelswijze bij bezwaarmakers overkomt als een juridische trukendoos, die niet bijdraagt aan het toch al niet te hoge vertrouwen van de gemiddelde inwoner in de overheid? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet?
  10. In de voornoemde brief van 29 oktober schrijft u dat het toezicht zal worden geïntensiveerd. Kunt u dat nader SMART maken en kwantificeren? Hoe vaak gaat u toezicht houden en op welke manier? Is dat vanaf de kant of op het water zelf of beiden? Hoe gaat u om met eventuele klachten van andere watersporters, recreanten, natuurorganisaties, en dergelijke?
  11. Als u uw toezichthoudende taak goed wil uitvoeren, zal daar het nodige extra budget voor uitgetrokken moeten worden. Wat gaat dat dan in totaal kosten en wie gaat dat betalen?
  12. In voornoemde brief wordt wel gesproken over toezicht, maar niet over handhaving. Wij nemen aan dat vanuit die toezichthoudende rol onmiddellijk gehandhaafd wordt bij de constatering van overtredingen. Is dat juist?

Hoe denkt u overtreders te gaan verbaliseren wanneer ze met hun speedboten in een oogwenk weer een eind verderop zijn, met andere woorden hoe hoog acht u de pakkans?

Indiener

PvdD, Rinie van der Zanden

Datum

16 december 2019

Geachte mevrouw Van der Zanden, Uw schriftelijke vragen op grond van artikel 41 van het Reglement van Orde, binnengekomen op 16 december 2019 betreffende het snelvaren op de Burgumer Mar, beantwoorden wij als volgt.

Uw inleidende toelichting:

De pilot snelvaren op de Burgumer Mar is door de rechtbank op 2 augustus 2019 stilgelegd als gevolg van de toewijzing van een voorlopige voorziening, een en ander in afwachting van de behandeling van de bodemprocedure. De rechter heeft de pilot afgeblazen omdat niet voldaan was aan diverse zorgvuldigheidseisen. Ook is onduidelijk wat de gevolgen van extra stikstofuitstoot zullen zijn voor het nabijgelegen Natura2000-gebied Aide Feanen. Tegen de oorspronkelijke pilot waren bezwaren ingekomen van natuur- en landschapsvereniging De Walden, de Marren, watersportvereniging Eastermar en omwonenden /aanwonenden te Eastermar. In de korte tijd vanaf de start van de pilot bleken er al diverse processen verbaal te zijn uitgeschreven omdat diverse snelvaarders zich niet aan de regels hielden. Dat geeft niet het vertrouwen voor de toekomst van een goede bescherming van de natuurwaarden. Bij brief van 29 oktober 2019 deelt u de Staten mede dat u de pilot snelvaren in 2020 in gewijzigde vorm opnieuw wil gaan uitvoeren. U schuift daarmee de gerechtvaardigde bezwaren van een veelvoud van betrokkenen terzijde, die zich zorgen maken over de effecten op natuur, milieu en dierenwelzijn alsmede andere, meer rustzoekende watersporters en om- en aanwonenden.

De Statenfractie van de Partij voor de Dieren heeft hierover de volgende vragen:


Vraag 1: U wacht de behandeling van de bodemprocedure niet af. Wat is er zo spoedeisend dat een nieuwe proef niet nog een jaar kan wachten?

Antwoord vraag 1: Vooropgesteld; wij wachten de behandeling van de bodemprocedure wel degelijk af. Tijdens de behandeling van de voorlopige voorziening in augustus vorig jaar is door de voorzieningenrechter geconstateerd dat het aanwijzingsbesluit van 4 juni 2019 naar zijn mening een drietal hiaten bevat. En dat daarom de proef met het snelvaren op de Burgumer Mar voorlopig stilgelegd diende te worden. Een definitieve uitspraak volgt in de bodemprocedure, waarvoor overigens nog geen zittingsdatum bekend is. Het is mogelijk om richting de bodemprocedure een nadere onderbouwing aan te leveren ter aanvulling van de geconstateerde hiaten. Het college heeft het standpunt ingenomen om gebruik te maken van deze mogelijkheid. Hiervoor was wel een aanpassing van het besluit van 4 juni 2019 benodigd, vandaar het aangepaste aanwijzingsbesluit zoals dat op 29 oktober 2019 door ons is genomen. Totdat de rechter een uitspraak heeft geveld in de bodemprocedure van zowel het aanwijzingsbesluit (en eventueel de ontheffing) ziet het college het namelijk als haar taak om binnen de beschikbare mogelijkheden zo goed mogelijk invulling te geven aan het besluit van uw Staten van 19 december 2018, waarin gevraagd wordt om een proef met snelvaren op de Burgumer Mar te faciliteren. Ons streven is om nog voor de zomer van 2020 meer duidelijk te verkrijgen rondom het snelvaren op de Burgumer Mar, zodat voor zowel de voor- als tegenstanders een eenduidig einde komt aan de onzekerheid die nu bestaat.

Vraag 2: Geven de recente ontwikkelingen met betrekking tot de stikstofdepositie en de ligging nabij de Aide Feanen u geen aanleiding om hier prudent mee om te gaan en toch maar even een pas op de plaats te maken met de uitvoering van deze pilot totdat duidelijk is hoe het toekomstige beleid aangaande stikstofdepositie wordt vormgegeven en de juridische procedure is afgerond? Zo nee, waarom niet? Antwoord vraag 2: Begin 2019 hebben wij een berekening uit laten voeren waaruit bleek dat er geen sprake was van noemenswaardige stikstofdepositie, uitgaande van de Alde Feanen als dichtstbijzijnd gelegen Natura2000 gebied. Net voordat het aanwijzingsbesluit voor de proef met het snelvaren op de Burgumer Mar is genomen, is de PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) door de Raad van State vernietigd. Omdat de impact van deze uitspraak toen nog niet helemaal duidelijk was, is het aanwijzingsbesluit wel doorgezet. Achteraf bleek dat de beschikbare berekening ongeldig verklaard diende te worden; dit hiaat is dan ook door de voorzieningenrechter geconstateerd.

Vraag 1: U wacht de behandeling van de bodemprocedure niet af. Wat is er zo spoedeisend dat een nieuwe proef niet nog een jaar kan wachten?

Antwoord vraag 1: Vooropgesteld; wij wachten de behandeling van de bodemprocedure wel degelijk af. Tijdens de behandeling van de voorlopige voorziening in augustus vorig jaar is door de voorzieningenrechter geconstateerd dat het aanwijzingsbesluit van 4 juni 2019 naar zijn mening een drietal hiaten bevat. En dat daarom de proef met het snelvaren op de Burgumer Mar voorlopig stilgelegd diende te worden. Een definitieve uitspraak volgt in de bodemprocedure, waarvoor overigens nog geen zittingsdatum bekend is. Het is mogelijk om richting de bodemprocedure een nadere onderbouwing aan te leveren ter aanvulling van de geconstateerde hiaten. Het college heeft het standpunt ingenomen om gebruik te maken van deze mogelijkheid. Hiervoor was wel een aanpassing van het besluit van 4 juni 2019 benodigd, vandaar het aangepaste aanwijzingsbesluit zoals dat op 29 oktober 2019 door ons is genomen. Totdat de rechter een uitspraak heeft geveld in de bodemprocedure van zowel het aanwijzingsbesluit (en eventueel de ontheffing) ziet het college het namelijk als haar taak om binnen de beschikbare mogelijkheden zo goed mogelijk invulling te geven aan het besluit van uw Staten van 19 december 2018, waarin gevraagd wordt om een proef met snelvaren op de Burgumer Mar te faciliteren. Ons streven is om nog voor de zomer van 2020 meer duidelijk te verkrijgen rondom het snelvaren op de Burgumer Mar, zodat voor zowel de voor- als tegenstanders een eenduidig einde komt aan de onzekerheid die nu bestaat.

Vraag 2: Geven de recente ontwikkelingen met betrekking tot de stikstofdepositie en de ligging nabij de Aide Feanen u geen aanleiding om hier prudent mee om te gaan en toch maar even een pas op de plaats te maken met de uitvoering van deze pilot totdat duidelijk is hoe het toekomstige beleid aangaande stikstofdepositie wordt vormgegeven en de juridische procedure is afgerond? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 2: Begin 2019 hebben wij een berekening uit laten voeren waaruit bleek dat er geen sprake was van noemenswaardige stikstofdepositie, uitgaande van de Alde Feanen als dichtstbijzijnd gelegen Natura2000 gebied. Net voordat het aanwijzingsbesluit voor de proef met het snelvaren op de Burgumer Mar is genomen, is de PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) door de Raad van State vernietigd. Omdat de impact van deze uitspraak toen nog niet helemaal duidelijk was, is het aanwijzingsbesluit wel doorgezet. Achteraf bleek dat de beschikbare berekening ongeldig verklaard diende te worden; dit hiaat is dan ook door de voorzieningenrechter geconstateerd.

Met de laatste stand van zaken rondom de stikstofproblematiek is meer duidelijkheid en inzicht gecreëerd in de normen rondom de stikstofdepositie. Op grond van een aangepaste berekening van de stikstofdepositie is aangetoond dat het snelvaren in beginsel niet zal leiden tot een overschrijding van de meest recente normen. Daarbij moet wel opgemerkt worden dat —indien nodig —tijdens de proef een inperking van het aantal snelvarende boten van kracht wordt. Dit kan door de proef bijvoorbeeld eerder in het jaar te stoppen, of later te laten beginnen. Eerst wachten we de uitspraak in de bodemprocedure af voordat we hier nadere invulling aan kunnen en willen geven. De mogelijk tot inperking is wel alvast in het aangepaste aanwijzingsbesluit opgenomen.

Vraag 3: Hoeveel processen verbaal zijn in die korte tijd van de pilot uitgeschreven en wat was de aard van deze overtredingen?

Antwoord vraag 3: In totaal zijn door onze varende dienst 19 processen-verbaal uitgeschreven. Dit betrof veelal een snelheidsovertreding (14x), daarnaast ontbrak de juiste uitrusting aan boord (geen brandblusser 2x, geen reddingsvest(en) 2x) en lx was de bestuurder te jong. Tevens zijn 5 officiële waarschuwingen gegeven in verband met de snelheid.

Vraag 4: Vormen de diverse processen verbaal die in de zo korte tijd van de pilot al uitgeschreven moesten worden omdat een aantal snelvaarders zich nu al niet aan de regels hielden, niet ook een extra aanleiding om eerst maar eens een pas op de plaats te maken?

Antwoord vraag 4: Alle bevindingen van de proef tot nu toe hebben wij in ogenschouw genomen, dus ook de cijfers uit het antwoord op vraag 3. Alles overwegende heeft het college eind oktober de keuze gemaakt om nog steeds invulling te willen geven aan het besluit dat uw Staten op 19 december 2018 hebben genomen. Namelijk om een proef te faciliteren waarin het snelvaren op de Burgumer Mar gedurende een periode van twee jaar toegestaan is. Wanneer wij pas op de plaats hadden gemaakt, hadden wij de gestelde hiaten in het aanwijzingsbesluit van 4 juni 2019 niet kunnen repareren. In dat geval achten wij de kans groot dat in de bodemprocedure de rechter zal besluiten tot vernietiging van dit besluit. De gestelde hiaten zijn in onze ogen reparabel; gelet op het besluit van uw Staten zijn wij dan ook van mening dat we de mogelijkheid hiertoe dienen te benutten. Zie verder ook ons antwoord op vraag 1.

Vraag 5: U vindt het vooral spijtig voor de initiatiefnemers. Het was een plan van onderop. Maar wanneer dan direct al diverse overtredingen worden geconstateerd en geverbaliseerd, hoe garandeert u dan de natuurwaarden in de nabije toekomst?

Antwoord vraag 5: De proef was bedoeld om twee jaar lang het snelvaren toe te staan, eerst in een zone op het zuidwestelijke deel van het meer en daarna op het zuidoostelijke deel. Tijdens de proef wilden (en willen) we de effecten van het snelvaren op de Burgumer Mar onderzoeken, in zowel de snelvaarzone als daarbuiten. Op basis van alle resultaten van dit onderzoek wordt uiteindelijk een definitief besluit genomen over het snelvaren op de Burgumer Mar (in de evaluatie van het snelvaarbeleid in geheel Fryslân). Mocht blijken dat het snelvaren leidt tot onaanvaardbare aantasting van de natuurwaarden (wel of niet afhankelijk van overtredingen), dan zal dit in het definitieve besluit zeker een plek krijgen. En voor de volledigheid: op basis van de bevindingen tot nu toe is het aanwijzingsbesluit zodanig aangepast dat alleen het zuidwestelijke deel nog in aanmerking komt voor de proef met het snelvaren.

Vraag 6: Bezwaarmakers tegen de pilot voelen zich door uw handelen niet gehoord, maar ook niet serieus genomen. Bovendien worden ze op extra kosten gejaagd, omdat ze nu opnieuw in beroep moeten gaan. Bezwaarmakers hebben onze fractie in kennis gesteld van de onvrede betreffende de nieuwe procedure. Zij voelen zich besodemieterd in de geest van de wet.

a) Bent u ervan op de hoogte dat zij overwegen om opnieuw een bezwarenprocedure in te gaan? Zo ja, wat vindt u daarvan in relatie tot uw handelen?

b) Mochten de bezwaren wederom in een voorlopige voorziening worden toegewezen, legt u zich daar dan bij neer? Zo nee, waarom niet?

c) Vindt u het aanvaardbaar en verdedigbaar om inwoners nodeloos op kosten te jagen door coute que coute de pilot door te drukken en niet de koninklijke juridische weg te bewandelen en de behandeling van de bodemprocedure af te wachten? Zo ja, kunt u dat toelichten?

d) Kunt u zich voorstellen dat uw handelswijze bij bezwaarmakers overkomt als een juridische trukendoos, die niet bijdraagt aan het toch al niet te hoge vertrouwen van de gemiddelde inwoner in de overheid? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet?

e) In de voornoemde brief van 29 oktober schrijft u dat het toezicht zal worden geïntensiveerd. Kunt u dat nader SMART maken en kwantificeren? Hoe vaak gaat u toezicht houden en op welke manier? Is dat vanaf de kant of op het water zelf of beiden? Hoe gaat u om met eventuele klachten van andere watersporters, recreanten, natuurorganisaties, en dergelijke?

f) Als u uw toezichthoudende taak goed wil uitvoeren, zal daar het nodige extra budget voor uitgetrokken moeten worden. Wat gaat dat dan in totaal kosten en wie gaat dat betalen?

Antwoord vraag 6: Hieronder reageren wij op uw vragen per subvraag:

a.) Wij zijn hiervan op de hoogte. Overigens is het niet zo dat de bezwaarmakers nogmaals in beroep hoeven te gaan tegen het (aangepaste) aanwijzingsbesluit van 29 oktober 2019. Vanuit de Algemene wet bestuursrecht (artikel 6:19) wordt geacht dat tussentijds genomen besluiten onderdeel uitmaken van de totale beraadslagingen in de bodemprocedure. Oftewel het beroep dat al was ingesteld tegen het oorspronkelijke aanwijzingsbesluit van 4 juni 2019, wordt ook van toepassing verklaard op het aangepaste aanwijzingsbesluit van 29 oktober 2019. Althans, dat is ons voorstel richting de rechtbank, want het is aan de rechter om hier uiteindelijk mee in te stemmen. Naast het aanwijzingsbesluit heeft de provincie zichzelf ook een ontheffing afgegeven i.v.m. de Wet natuurbescherming. Dit omdat ondanks al de vooraf uitgevoerde onderzoeken niet bij voorbaat uitgesloten kon worden dat bepaalde natuurwaarden negatief beïnvloed worden door de proef met het snelvaren. Dit is niet zonder meer toegestaan, vandaar deze ontheffing voor de duur van de proef. Hier zijn ook bezwaren tegen gemaakt, welke door de provinciale bezwaarschriftencommissie zijn behandeld. Naar aanleiding van het advies van deze commissie heeft het college besloten deze ontheffing op een tweetal punten aan te passen. Wederom in het licht van het scheppen van duidelijkheid op korte termijn (zie het antwoord op vraag 1). Hier is wel weer beroep tegen mogelijk, eventueel met een verzoek tot een voorlopige voorziening. Ons is ondertussen bekend dat hiertoe ook beroep is ingediend (vooralsnog zonder voorlopige voorziening), dit is hun goed recht. Samenvattend; het feit dat tegen een besluit bezwaar en/of beroep ingesteld wordt, betekent wat ons betreft niet dat wij direct conform dienen te handelen; dat is aan de rechter. Onze houding voor het vervolg is natuurlijk wel afhankelijk van de inhoudelijke argumentatie achter een bezwaar of beroep. In het geval van snelvaren op de Burgumer Mar achten wij onze eigen onderbouwing voldoende steekhoudend om in ieder geval een wijziging van het oorspronkelijke besluit te doen.

b.) Wanneer (opnieuw) een verzoek om een voorlopige voorziening wordt gedaan, zal de voorzieningenrechter beoordelen of er reden is om dit verzoek voorshands toe te wijzen. Het gaat daarbij "slechts" om een voorlopig oordeel waaraan de bodemrechter niet gebonden is. Uiteraard zullen wij ons conformeren aan het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter door uitvoering te geven aan die uitspraak (zoals dat in 2019 ook is gebeurd), maar het is aan de bodemrechter om definitief uitspraak te doen in de onderhavige kwesties.

c.) Zoals gezegd wachten wij de bodemprocedure wel degelijk af en volgen daarmee de koninklijke weg. Van doordrukken van de pilot is in onze ogen dan ook geen sprake. Wij geven zo goed mogelijk invulling aan het besluit van uw Staten binnen de mogelijkheden die de wet ons biedt. Met als intentie om op korte termijn duidelijkheid te verschaffen over het wel of niet kunnen toestaan van snelvaren op de Burgumer Mar.

d.) Ons handelen past geheel binnen de kaders die de wet ons biedt. Er is dan ook zeker geen sprake van een trucendoos zoals u in uw vraag suggereert

e.) Op dit moment hebben wij het intensiveren van het toezicht nog niet SMART gemaakt. Eerst wachten wij de uitspraak in de bodemprocedure af, voordat wij hier nadere invulling aan geven.

f.) Omdat de inzet van toezicht voor 2020 nog niet nader is uitgewerkt (zie ook het antwoord op vraag 6.e), hebben wij nog niet inzichtelijk of hiervoor meer budget nodig is dan de 35.000 euro die hiervoor reeds beschikbaar is gesteld. Mocht blijken dat dit budget niet toereikend is, dan zullen wij dit voorleggen aan uw Staten.

Vraag 7: In voornoemde brief wordt wel gesproken over toezicht, maar niet over handhaving. Wij nemen aan dat vanuit die toezichthoudende rol onmiddellijk gehandhaafd wordt bij de constatering van overtredingen. Is dat juist?

Antwoord vraag 7: Dit is in de basis juist. Wij conformeren ons aan het plan Toezicht te water', waarbij repressieve handhaving (opmaken proces verbaal bij constatering strafbaar feit) in principe wordt voorgeschreven, al is dit vaak afhankelijk van de situatie. Dit plan biedt namelijk ook ruimte om te volstaan met een waarschuwing. Daarnaast wijzen wij er op dat diverse preventieve toezichthoudende controles uitgevoerd zijn, specifiek op de uitrustingseisen welke gesteld worden aan snelle motorboten. Een en ander is ook af te leiden uit ons antwoord op vraag 3.

Vraag 8: Hoe denkt u overtreders te gaan verbaliseren wanneer ze met hun speedboten in een oogwenk weer een eind verderop zijn, met andere woorden hoe hoog acht u de pakkans?

Antwoord vraag 8: Met onze eigen snelle vaartuigen en die van andere diensten (waaronder politie). De inzet van aanvullende middelen (camerabeelden) is daarbij nog het onderzoeken waard. Hiermee wordt eveneens gewacht totdat de rechter uitspraak heeft gedaan in de bodemprocedure.

Hoogachtend,

Gedeputeerde Staten van Fryslân

Interessant voor jou

Vragen over gezondheidsmonitoring Nij Hiddum Houw

Lees verder

Vragen fouten festival Eilân op Terschelling

Lees verder