Vragen over komst mest­ver­gister Burgum


Indiendatum: jun. 2017

De fracties van de Partij voor de Dieren, 50PLUS en GrienLinks hebben kennis genomen van het plan van energiebedrijf ENGIE om op het terrein van Energiecentrale Burgum een van Nederlands grootste co-mestvergisters te bouwen. Het gaat om een installatie met een inhoud van 100.000 ton, waarvan 50% mest.

De omwonenden hebben zich inmiddels verenigd en zich in groten getale tegen dit plan gekeerd. Men vreest negatieve milieu-effecten zoals stank- en verkeersoverlast, een aanslag op Recreatie & Toerisme en negatieve effecten op de flora en fauna. Een voorgenomen realisatie van een grootschalige zonneweide op het terrein heeft overigens wel de instemming van de omwonenden.

De FUMO heeft bij brief van 6 april 2017 haar besluit – namens het College van Gedeputeerde Staten – kenbaar gemaakt geen Milieu Effect Rapportage (MER) te verlangen van ENGIE Energie Nederland N.V. Naar verluidt, is een dergelijke co-vergister in de opvatting van de gemeente Tytsjerksteradiel passend binnen het vigerend bestemmingsplan Buitengebied.

Vanwege de mogelijke impact ten aanzien van de leefomgeving, natuur & milieu en recreatie & toerisme, hebben wij de volgende vragen aan het College van Gedeputeerde Staten:

1) Landelijk en Europees beleid is gericht op een inkrimping van de veestapel, en daarmee dus ookop de mestproductie.Gezien de door Nederland mede ondertekende klimaatdoelstellingen van Parijs zullen er op relatief korte termijn forse stappen moeten worden gezet op dit gebied. Dit heeft impact op de toestroom van de mest als basisstof voor de mestvergister. Deze toestroom zal de komende jaren een continu dalende tendens vertonen. Daarnaast kan worden geconstateerd dat er veel initiatieven lopen voor nieuwe vergistingsinstallaties in de regio en ook elders in het land.

a) Is het College het met ons eens dat voornoemd marktperspectiefhet noodzakelijk maakt om terughoudend met nieuwe initiatieven voor co-vergisters om te gaan, teneinde te voorkomen dat er een wildgroei van en een overschot aan dergelijke installaties ontstaat met alle gevolgen van dien? Zo nee, waarom niet?

b) Kan het College ons een overzicht verschaffen van de geplande initiatieven voor mono en co-vergisters die nu in Fryslan bekend zijn?

2) Engie geeft aan de mest te verkrijgen binnen een straal van 30 km vanuit Burgum gerekend. LTO Noord stelt daarbij vraagtekens. LTO Noord geeft aan dat er in Fryslân, en feitelijk ook in Groningen en Drenthe geen mestoverschot is, hetgeen betekent dat de mest van buiten Fryslân moet worden aangevoerd, waarschijnlijk uit Noord Brabant waar vooral bij de grootschalige varkenshouderijen een mestprobleem bestaat.

Is het College het met onze fractie eens dat Fryslân (nog los van de luchtvervuiling door het transport over de weg) niet het afvalputje mag worden voor andere landsdelen, waar de sector te weinig stappen zet in de verduurzaming van de veehouderijen? Zo nee, waarom niet?

3) Wat vindt het College van het advies van de FUMO om geen MER te verlangen? Bent u het daarmee eens? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u daar als bevoegd gezag aan doen?

4) Onze fractie is van mening dat het, gezien de omvang van de installatie (een capaciteit van 100.000 ton betekent een van de grootste, zo niet de grootste, installatie in het land), een must is wel een MER uit te voeren. In dit soort gevallen geldt wat ons betreft bij twijfel wel een MER. Zekerheid voor alles lijkt ons wel op zijn plaats. Daarmee zou het collegeals bevoegd gezag tevens laten blijken de bezwaren van de omwonenden serieus te nemen.Is het College dat met ons eens? Zo nee, waarom niet?

5) Bij gelijksoortige initiatieven van andere energiebedrijven in het land blijkt in meerdere gevallen een MERte zijn uitgevoerd op vrijwillige basis, met name vanuit de draagvlakgedachte jegens de bevolking. Is het College bereid om er bij Engie op aan te dringen dat ook in dit geval te doen? Zo nee, waarom niet?

6) Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied geeft ruimte voor de bestemming “Bedrijf-Electriciteitsopwekking en verdeelstations”. De activiteit van de co-vergister valt niet onder deze bestemming. Zoals de FUMO ook opmerkt, zal een bestemmingsplanwijziging nodig zijn indien de hoeveelheid opgewekt co-vergistingsgas het eigen gasverbruik van de centrale overstijgt. Onze fractie meent dat deze situatie zich regelmatig zal kunnen voordoen, gezien de beoogde capaciteit van 100.000 ton.

Heeft het College inzicht in de voorgenomen hoeveelheid opgewekt gas, de vraag naar gas voor eigen gebruik en de eventuele resthoeveelheden? Zo ja, hoe verhouden deze uitgesplitste hoeveelheden zich tot elkaar? Zo nee, bent u dan met ons van mening dat dat inzicht er wel moet zijn in uw rol als toezichthouder op de gemeentelijke bestemmingsplanprocedure, alvorens er een omgevingsvergunning kan worden verleend?

7) Waterpark Zwartkruis, gelegen op ca. 500 meter van het centraleterrein, is een belangrijke regionale toeristische trekker. Dit park trekt jaarlijks zo’n 8000 toeristen. Er zijn plannen voor een capaciteitsverdubbeling. Indien de plannen van de co-vergister doorgaan, zal de eigenaar van het park zijn uitbreidingsplannen niet realiseren, zo hebben wij vernomen. Want wie wil er nog een vakantiehuis kopen of huren in de stanklinie van een co-vergister? Is het College het met ons eens dat met de realisering van de plannen van het waterpark meer regionale economische effecten (in termen van werkgelegenheid en lokale/regionale bestedingen) worden gecreëerd dan met de plannen van Engie? Zo nee, waarom niet?

8) Rondom de Centrale liggen een natuurgebied (eigendom van Staatsbosbeheer) en veel wandel-, fiets- en ruiterroutes. Met name de forse toename van het industrieel (vracht)verkeer zal een grote negatieve impact hebben op de de flora en de fauna en de aantrekkelijkheid van het gebied voor recreatie & toerisme. Neemt uw College deze effecten ook mee in het vergunningsverleningsproces? Zo nee, waarom niet?

Indieners:

Rinie van der Zanden, Partij voor de Dieren

Jan Waterlander, 50PLUS

Retze van der Honing, GrienLinks

Geachte mevrouw Van der Zanden, heer Waterlander en heer Van der Honing,

Uw schriftelijke vragen op grond van artikel 39 van het Reglement van Orde, door u op 6 juni 2017 verstuurd, beantwoorden wij als volgt.

Inleiding

De fracties van de Partij voor de Dieren, 5OPLUS en GrienLinks hebben kennis genomen van het plan van energiebedrijf ENGIE om op het terrein van Energiecentrale Burgum een van Nederlands grootste co-mestvergisters te bouwen. Het gaat om een installatie met een inhoud van 100.000 ton, waarvan 50% mest.

De omwonenden hebben zich inmiddels verenigd en zich in groten getale tegen dit plan gekeerd. Men vreest negatieve milieu-effecten zoals stank- en verkeersoverlast, een aanslag op Recreatie & Toerisme en negatieve effecten op de flora en fauna. Een voorgenomen realisatie van een grootschalige zonneweide op het terrein heeft overigens wel de instemming van de omwonenden.

De FUMO heeft bij brief van 6 april 2017 haar besluit— namens het College van Gedeputeerde Staten — kenbaar gemaakt geen Milieu Effect Rapportage (MER) te verlangen van ENGIE Energie Nederland N. V. Naar verluidt, is een dergelijke co-vergister in de opvatting van de gemeente Tytsjerksteradiel passend binnen het vigerend bestemmingsplan Buitengebied.

Vanwege de mogelijke impact ten aanzien van de leefomgeving, natuur & milieu en recreatie & toerisme, hebben wij de volgende vragen aan het College van Gedeputeerde Staten:

Vraag 1a:

Landelijk en Europees beleid is gericht op een inkrimping van de veestapel, en daarmee dus ook op de mestproductie. Gezien de door Nederland mede ondertekende klimaatdoelstellingen van Parijs zullen er op relatief korte termijn forse stappen moeten worden gezet op dit gebied. Dit heeft impact op de toestroom van de mest als basisstof voor de mestvergister. Deze toestroom zal de komende jaren een continu dalende tendens vertonen. Daarnaast kan worden geconstateerd dat er veel initiatieven lopen voor nieuwe vergistingsinstallaties in de regio en ook elders in het land.

Is het College het met ons eens dat voornoemd marktperspectief het noodzakelijk maakt om terughoudend met nieuwe initiatieven voor co-vergisters om te gaan, teneinde te voorkomen dat er een wildgroei van en een overschot aan dergelijke installaties ontstaat met alle gevolgen van dien? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 1a:

Het landelijke en Europese beleid is niet direct gericht op het inkrimpen van de veestapel, maar op het terugdringen van de milieubelasting. Of en hoe dit effect zal hebben op de mestproductie en het te verwerken mestoverschot zal nog moeten blijken.

De Wabo geeft ons de mogelijkheid om een aanvraag te toetsen aan de geldende wet- en regelgeving. De Wabo geeft ons niet de mogelijkheid om een aanvraag te toetsen op (financiële) haalbaar heid van activiteiten. Wij zijn het met u eens dat initiatiefnemers een goede inschatting moeten maken van de ontwikkelingen op de markt en de haalbaarheid van hun initiatief.

Vraag 1.b.:

Kan het College ons een overzicht verschaffen van de geplande initiatieven voor mono en covergisters die nu in Fryslan bekend zijn?

Antwoord vraag 1.b.:

Nee. Wij beschikken niet over een volledig overzicht. Wij kunnen alleen die initiatieven noemen waarvoor wij als provincie Bevoegd Gezag zijn. Dat zijn:

• Oosterhof Holman te Kootstertille

• Jorritsma Pluimvee te Tzummarrum

• Engie te Burgum

• Marrum Mechanisatie BV. te Marrum

Vraag 2:

Engie geeft aan de mest te verkrijgen binnen een straal van 30 km vanuit Burgum gerekend. LTO Noord stelt daarbij vraagtekens. LTO Noord geeft aan dat er in Frysln, en feitelijk ook in Groningen en Drenthe geen mestoverschot is, hetgeen betekent dat de mest van buiten Fryslân moet worden aangevoerd, waarschijnlijk uit Noord Brabant waar vooral bij de grootschalige varkenshouderijen een mestprobleem bestaat.

Is het College het met onze fractie eens dat Fryslân (nog los van de luchtveniuiing door het transport over de weg) niet het afvalputje mag worden voor andere landsdelen, waar de sector te weinig stappen zet in de verduurzaming van de veehoudenjen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 2:

Wij beschouwen Fryslân niet als het afvalputje van Nederland. Als provincie hebben wij onze — u bekende — duurzaamheidsambities. In de duurzame energiemix staan ook vergisters als duurzame energiebron. De Wabo voorziet niet in de mogelijkheid te bepalen waar een bedrijf haar grondstoffen betrekt.

Vraag 3:

Wat vindt het College van het advies van de FUMO om geen MER te verlangen? Bent u het daarmee eens? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u daar als bevoegd gezag aan doen?

Antwoord vraag 3:

Ja. Op 6 april 2017 hebben GS op basis van het advies van de FUMO besloten dat Engie geen MER hoeft in te dienen. Voor deze activiteit geldt geen rechtstreekse verplichting tot het opstellen van een MER, maar moet het bedrijf een m.e.r.-aanmeldingsnotitie indienen. Op basis van de aanmeldingsnotitie komen wij tot de conclusie dat er geen significante effecten zijn als gevolg van de activiteit. Dat betekent dat er geen MER-procedure hoeft te worden doorlopen.

Vraag 4:

Onze fractie is van mening dat het, gezien de omvang van de installatie (een capaciteit van 100.000 ton betekent een van de grootste, zo niet de grootste, installatie in het land), een must is wel een MER uit te voeren. In dit soort gevallen geldt wat ons betreft bij twijfel wel een MER. Zekerheid voor alles lijkt ons wel op zijn plaats. Daarmee zou het college als bevoegd gezag tevens laten blijken de bezwaren van de omwonenden serieus te nemen. Is het College dat met ons eens? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 4:

Zie het antwoord bij vraag 3. In een milieuvergunning kunnen we aanvullende regels stellen.

Vraag 5:

Bij gelijksoortige initiatieven van andere energiebedrijven in het land blijkt in meerdere gevallen een MER te zijn uitgevoerd op vrijwillige basis, met name vanuit de draagviakgedachte jegens de bevolking. Is het College bereid om er bij Engie op aan te dringen dat ook in dit geval te doen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 5:

Ja. Wanneer Engie voornemens is de voorgenomen plannen door te zetten, zullen wij hen in overweging geven alsnog vrijwillig een MER op te stellen. In gesprekken met Engie hebben wij Engie erop gewezen oog te hebben voor de belangen van de omgeving.

Vraag 6:

Het vigerende bestemmingsplan Buitengebied geeft ruimte voor de bestemming “Bedrijf Electriciteitsopwekking en verdeeIstations" De activiteit van de co-vergister valt niet onder deze bestemming.

Zoals de FUMO ook opmerkt, zal een bestemmingsplanwijziging nodig zijn indien de hoeveelheid opgewekt co-vergistingsgas het eigen gasverbruik van de centrale overstijgt. Onze fractie meent dat deze situatie zich regelmatig zal kunnen voordoen, gezien de beoogde capaciteit van 100.000 ton.

Heeft het College inzicht in de voorgenomen hoeveelheid opgewekt gas, de vraag naar gas voor eigen gebruik en de eventuele resthoeveelheden? Zo ja, hoe verhouden deze uitgesplitste hoeveelheden zich tot elkaar? Zo nee, bent u dan met ons van mening dat dat inzicht er wel moet zijn in uw rol als toezichthouder op de gemeentelijke bestemmingsplanprocedure, alvorens er een omgevingsvergunning kan worden verleend?

Antwoord vraag 6:

Nee, wij hebben nog geen inzicht in de voorgenomen hoeveelheid opgewekt gas. In onze beslissing op de MER-aanmeldnotitie hebben wij Engie gevraagd deze informatie bij de aanvraag van de omgevingsvergunning mee te leveren.

Onlangs hebben we vastgesteld dat de aanvraag niet past binnen het bestemmingsplan. Het gevolg van het gewijzigde inzicht, is dat een Verklaring van geen bedenkingen (VVGB) van de gemeenteraad is vereist. GS mag de omgevingsvergunning alleen verlenen als de VVGB wordt afgegeven. De omgevingsvergunning moet worden geweigerd indien de WGB wordt geweigerd.

Vraag 7:

Waterpark Zwartkruis, gelegen op ca. 500 meter van het centraleterrein, is een belangrijke regionale toeristische trekker. Dit park trekt jaarlijks zo’n 8000 toeristen. Er zijn plannen voor een capaciteitsverdubbeling. Indien de plannen van de co-vergister doorgaan, zal de eigenaar van het park zijn uitbreidingsplannen niet realiseren, zo hebben wij vernomen. Want wie wil er nog een vakantiehuis kopen of huren in de stanklinie van een co-vergister? Is het College het met ons eens dat met de realisering van de plannen an het waterpark meer regionale economische effecten (in termen van werkgelegenheid en lokale/regionale bestedingen) worden gecreëerd dan met de plannen van Engie? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 7:

Het bestemmingsplan is bepalend welke activiteiten in het gebied zijn toegestaan. Daarin zijn aspecten als werkgelegenheid, toerisme, economie en natuurontwikkeling meegenomen. Als Bevoegd Gezag toetsen wij of de voorgenomen activiteit past binnen het bestemmingsplan en of deze past binnen de geldende wet- en regelgeving.

Vraag 8:

Rondom de Centrale liggen een natuurgebied (eigendom van Staatsbosbeheer) en veel wandel-, fiets- en ruiterroutes. Met name de forse toename van het industrieel (vracht) verkeer zal een grote negatieve impact hebben op de de flora en de fauna en de aantrekkelijkheid van het gebied voor recreatie & toerisme. Neemt uw College deze effecten ook mee in het vergunningsverleningsproces? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 8:

Zie het antwoord bij vraag 7.

Interessant voor jou

Vragen over kraaienvangkooien

Lees verder

vragen over weidevogelcompensatie de Haak

Lees verder