Inbreng bij Start­no­titie Biodi­ver­si­teits­herstel


16 september 2020

Ook de Partij voor de Dieren is blij met de startnotitie. Wij willen wel graag wat meer nadruk op bepaalde zaken. Wij vinden bepaalde kaders wat te smal. Wij willen wat meer nadruk op de gangbare landbouw, op de bodem, op het gebruik van bestrijdingsmiddelen en op het gebruik van drijfmest. En dat wil ik graag nog even toelichten.

Landbouw is geen industrie. Industrie kan lucht- en bodemvervuiling en grote schade veroorzaken, maar daarmee blijft industrie gewoon overeind als industrie. Maar bij landbouw werkt dit niet zo. Landbouw is juist volkomen afhankelijk van een goede bodem. Als je van landbouw industrie maakt, en dat doe je als je alleen nog maar monocultuur raaigras inzaait, of op akkerland monoculturen aardappelen, uien of zelfs lelies, dan beïnvloed je daarmee de natuurlijke processen en creëer je een extra kwetsbaarheid.

De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur heeft onlangs een adviesrapport uitgegeven met de veelzeggende titel: “De bodem bereikt”. De raad geeft aan dat door verarming van de bodem zelfs de voedselkwaliteit in het geding is, vanwege de sterk afgenomen belangrijke mineralen en sporenelementen. Dat is niet mis!

En tijdens alle afgelopen drie jaar gehouden weidevogelkennisdagen kregen we van drie verschillende bodemdeskundigen steeds weer hetzelfde signaal: drijfmest is slecht voor de eigen bodem, en daarmee ook voor de weidevogels. Drijfmest is nog rottende mest, die wel geschikt is voor opgroeiend raaigras, maar beslist niet voor het verdere fijnmazige flora- en faunaleven onder en boven de grond. De wormen branden letterlijk de grond uit door de ammoniak en vormen hooguit nog een lekker hapje voor de meeuwen die boven de rijdende mestwagen zweven. Het aantal wormen in de bodem is door de jaren heen steeds kleiner geworden, waarschuwde de jonge onderzoeker Jeroen Onrust alweer een paar jaar geleden tijdens zo’n weidevogelkennisdag.

Drijfmest met zijn ammoniak zorgt dus voor verarming van de diversiteit op het eigen boerenland en zoals we allemaal wel weten: op de nabijgelegen natuurgebieden. Als ik gangbaar boer was wilde ik toch wel graag dat mijn bodemdiversiteit weer herstelde. Het mooie is eigenlijk dat elke boer dat vandaag nog kan doen. Zonder al te veel extra kosten.

Het Friese project Koeien en Kruiden heeft dat recentelijk ook nog weer aangetoond. Eerder al, in 2015 wees praktijkonderzoek “Naar een natuurinclusieve en duurzame landbouw” van de WUR uit, dat het aanbrengen van zo’n 25% bloem- en kruidenrijk grasland een win-winsituatie oplevert voor alles en iedereen. Voor de bodem, voor een betere penswerking van de koeienmagen en dus ook voor de portemonnee van de boer. Een koe die langer leeft spaart immers veel extra kosten uit. Kruidenrijk grasland is bovendien een lust voor het oog en garandeert spontane waardering, waar menig boer in deze zware tijden eindelijk wel eens naar verlangt. En, de weidevogel? Die krijgt hiermee breder, namelijk door heel Fryslân heen herstelkansen.

Gelet op de uitspraak van de gedeputeerde zelf in een interview in de LC van 6 juni waarbij hij aangaf dat er maar één ding is dat kan helpen en dat is dat elke boer in Fryslân zijn inspanning levert om onze boerenlandvogels in leven te houden, is mijn vraag aan de gedeputeerde: wat bent u concreet van plan met de door uzelf gedane uitspraak te doen?

En inzake de drijfmest die zo funest is voor de bodemdiversiteit: is de gedeputeerde bereid om bij de landelijke overheid het al jarenlange signaal vanuit de provinciale Weidevogelkennisdagen over de bodemverpestende werking van drijfmest aan te kaarten?

Over gif gesproken. Bij de behandeling van de omgevingsvisie gaf ik het al even aan: wij hebben de afgelopen paar jaar als Partij voor de Dieren vanuit drie verschillende dorpen in de provincie signalen gekregen van bezorgde inwoners vanwege het gebruik van gif bij de teelt van sierstruiken en lelieteelt, direct grenzend aan hun woonperceel. Dat vinden wij een ernstige zaak. De zorg voor een goede luchtkwaliteit en volksgezondheid is hier rechtstreeks in het geding. En daar gaat de provincie over.

Gedeputeerde Hoogland zei het vorige week in de commissievergadering kort maar krachtig: “Biodiversiteit en bestrijdingsmiddelen passen niet bij elkaar”. En zo is het. De provincie heeft als het gaat om het bestrijdingsmiddelengebruik weliswaar geen directe bevoegdheden, maar wel degelijk een verantwoordelijkheid om een rol op te pakken als dit nodig blijkt te zijn! Dit staat ook in het Bestuursakkoord. Het blijkt nodig te zijn, gelet op de signalen uit de drie dorpen, Appelscha, Oudemirdum en Wijckel.

Daarom wil ik de gedeputeerde natuur of zijn collega van landbouw vragen:

  1. Is de gedeputeerde bereid om een keukentafelgesprek aan te gaan met een delegatie van de bewoners van deze drie dorpen, die vooralsnog zowel bij de NVWA als bij hun eigen gemeente onvoldoende gehoor vinden?
  2. Is de gedeputeerde bereid om daarna met de beide gemeenten, Ooststellingwerf en Fryske Marren in gesprek te gaan over de zorgen van hun inwoners over het gif en met de NVWA en ons daarover verslag uit te brengen?

Wij vinden bestrijdingsmiddelen ook een heel belangrijk kader, vanwege juist de biodiversiteit.

Wij hopen dat we hiermee als Partij voor de Dieren nog wat inhoudelijke punten hebben kunnen aanreiken voor de beleidsnotitie en we hebben de amendementen van GL van harte mee ondertekend. We kunnen verder wel instemmen met de keuzes die GS ons heeft voorgelegd.

En speciaal voor de heer Dijkstra van de VVD wil ik nog even iets laten zien. Op de foto links ziet u de flora- en faunadiversiteit boven en onder de grond van een intensieve melkveehouderij. Rechts die van een extensief bedrijf. Links is sprake van monocultuur raaigras en rechts van bloem- en kruidenrijk grasland. Daar tussenin zitten natuurlijk vele varianten. Maar deze foto laat aan duidelijkheid niets te wensen over.

Links zie je dat de faunadiversiteit zowel boven als in de grond volledig is verarmd. Met alle gevolgen van dien voor het leven in de grond, voor de bodemstructuur en voor de bodemvruchtbaarheid. Tot overmaat van ramp raakt de bodem door bodemverdichting vanwege het zware materieel op brede banden ook nog eens zijn sponswerking kwijt. En zo kan de bodem het regenwater bij forse buien steeds minder goed vasthouden. En bij langere droogteperiodes, zoals nu al de afgelopen drie jaar, verschijnen er zelfs scheuren in de grond.

In één beeld zie je direct wat er aan de hand is met de bodem en met het leven boven de bodem en dat daar de landbouw wel degelijk een hele belangrijke rol kan gaan spelen om dit te herstellen, ook in het eigenbelang van alle boeren.

Interessant voor jou

Inbreng bij Omgevingsvisie

Lees verder

Inbreng bij Startnotitie beleidsnota beheer en schadebestrijding

Lees verder