Vragen over zout­winning onder de Waddenzee bij Harlingen


Indiendatum: aug. 2015

Staatssecretaris Dijksma heeft september 2014 een Natuurbeschermingswetvergunning aan het bedrijf Frisia verleend om zout te winnen uit de Waddenzee. Het eerste zout zal vanaf 2016 gewonnen worden. Daarmee verplaatst Frisia de boringen weg van onder het land, waar zoutwinning al jaren leidt tot bodemverzakking die veel groter is dan verwacht. Frisia liet in 2008 door onderzoeksbureau ARCADIS onderzoeken of er bodemdaling plaats kan vinden door zoutwinning in de Waddenzee. Volgens dit ingenieursbureau zou de winning geen aantoonbaar effect hebben op beschermde wadvogels. Onder natuurorganisaties en kustbewoners leven grote zorgen over de gevolgen van de winning voor de natuur, met name trekvogels, alsmede de kustveiligheid van de Waddeneilanden door bodemdaling en zanderosie. De natuurorganisaties hebben morfoloog Leo van Rijn gevraagd om het onderzoek van Arcadis naar de bodemdaling te evalueren. In de Leeuwarder Courant en DHVN van 22 juli is verslag uitgebracht van de uitkomsten van dit onderzoek, waarin wordt geconcludeerd dat de bodem van de Waddenzee toch kan dalen wanneer Frisia onder de zee zout wint.

1. Heeft het college kennis genomen van dit evaluatieonderzoek van Leo van Rijn?

2. Kan het college bevestigen dat uit dit onderzoek naar voren komt dat een bodemdalingskom van enkele centimeters kan ontstaan onder de hoge delen van de Ballastplaat, met een maximale diepte van 2,5-5.5 centimeter?

3. Heeft het college kennis genomen van de gevolgen:

A) dat de droogvaltijd met ongeveer 25 procent zal afnemen tot zes tot acht uur, en dat dit volgens de Vogelbescherming funest is voor de vogels, die in de droogvaltijd voederen?

B) dat het voedsel door de daling onbereikbaar wordt voor hun korte snavels?

4. Kan het college beamen dat deze conclusies overeenkomen met het rapport van NIOZ (2013), waaruit blijkt dat eventuele zoutwinning onder de Waddenzee en de daarbij gepaard gaande bodemdaling van de Ballastplaat een grote bedreiging is voor duizenden trekvogels, waaronder de in Nederland beschermde vogelsoorten kanoet en bergeend?

5. Is het college het eens met onze constatering dat deze bedreigingen als gevolg van de zoutwinning in strijd zijn met de Natura2000 regelgeving, waarin ondermeer is vastgelegd dat de Kanoet en Bergeend beschermd moeten worden, hun aantallen in stand gehouden en voor de Kanoet verder ook is aangegeven dat de kwaliteit van het leefgebied verbeterd moet worden? Zo ja, is het college voornemens om deze regelgeving na te leven? Zo nee, kunt u dit toelichten?

6. Is het college met ons van mening dat de schadelijke gevolgen van de geplande zoutwinning onverenigbaar zijn met de het door het vastgestelde uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2014-2017, waarin als hoofdoelen zijn bepaald dat;

- de natuur en landschapswaarden van het Waddengebied vergroot en versterkt worden?

- externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee verminderd of weggenomen worden?

7. Bent u bereid om samen met de andere Waddenprovincies en de eilanden te onderzoeken wat er gedaan kan worden om de zoutwinning alsnog ongedaan te maken?

8. Bent u van mening dat de Natuurbeschermingswet afdoende bescherming biedt om een natuurgebied als de Waddenzee te beschermen, gezien het grote aantal activiteiten dat onder deze wet vergund wordt, en de mogelijke cumulatieve effecten hiervan? Zo ja, kunt u dit toelichten?

Zo nee, bent u bereid stappen te ondernemen om hier verandering in te brengen?

9. Acht u het moreel verantwoord en duurzaam om zout te winnen onder een kwetsbaar natuur- en kustgebied en werelderfgoed, terwijl enkele honderden kilometers verderop aan de Duitse Waddenkust tonnen zout in het water geloosd worden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Partij voor de Dieren, mevrouw R. van der Zanden

18 augustus 2015

Het bijbehorende nieuwsbericht is hier te lezen.

Vraag 1:

Heeft het college kennis genomen van dit evaluatieonderzoek van Leo van Rijn?

Antwoord vraag 1:

Ja.

Kan het college bevestigen dat uit dit onderzoek naar voren komt dat een bodemdalingskom van enkele centimeters kan ontstaan onder de hoge delen van de Ballastplaat, met een maximale diepte van 2,5-5.5 centimeter?

Antwoord vraag 2:

Wij nemen het wetenschappelijke karakter van het onderzoek van prof. dr. L.C. van Rijn voor kennisgeving aan. Temeer daar dit rapport onderdeel is van de beroepsprocedure van de Waddenvereniging, Natuurmonumenten en Vogelbescherming Nederland tegen de door de staatssecretaris van Economische Zaken verleende vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet. Het is aan de bestuursrechter om op basis van alle onderzoeken en adviezen een oordeel te geven.

3. Heeft het college kennis genomen van de gevolgen:

A) dat de droogvaltijd met ongeveer 25 procent zal afnemen tot zes tot acht uur, en dat dit volgens de Vogelbescherming funest is voor de vogels, die in de droogvaltijd voederen?

B) dat het voedsel door de daling onbereikbaar wordt voor hun korte snavels?

Antwoord vraag 3:

Ja, wij hebben hiervan kennisgenomen.

Kan het college beamen dat deze conclusies overeenkomen met het rapport van NIOZ (2013), waaruit blijkt dat eventuele zoutwinning onder de Waddenzee en de daarbij gepaard gaande bodemdaling van de Ballastplaat een grote bedreiging is voor duizenden trekvogels, waaronder de in Nederland beschermde vogelsoorten kanoet en bergeend?

Antwoord vraag 4:

Wij nemen kennis van de onderzoeksrapporten en constateren dat zowel het NIOZ-rapport als het de door u aangehaalde evaluatieonderzoek aangegeven dat bij eventuele bodemdaling gevolgen kunnen optreden voor wadvogels. Dit betreft nadrukkelijk een constatering en geen inhoudelijk oordeel over de rapporten en conclusies onzerzijds.

Is het college het eens met onze constatering dat deze bedreigingen als gevolg van de zoutwinning in strijd zijn met de Natura2000 regelgeving, waarin ondermeer is vastgelegd dat de Kanoet en Bergeend beschermd moeten worden, hun aantallen in stand gehouden en voor de Kanoet verder ook is aangegeven dat de kwaliteit van het leefgebied verbeterd moet worden? Zo ja, is het college voornemens om deze regelgeving na te leven? Zo nee, kunt u dit toelichten?

Antwoord vraag 5:

Eventuele strijdigheid zal moeten blijken uit de uitspraak die de bestuursrechter naar verwachting zal doen in de eerste maanden van 2016 over de door de staatssecretaris verleende vergunning aan Frisia Zout B.V.

Wij vinden het belangrijk dat er zorgvuldig om wordt gegaan met het Natura 2000-gebied Waddenzee. Verplaatsing van de zoutwinning onder de vaste wal naar de Waddenzee, is dan ook mede ingegeven doordat uit de Milieueffectrapportage blijkt dat dit het meest milieuvriendelijke alternatief is en er geen significante effecten optreden aan de wezenlijke kenmerken en waarden van de Waddenzee. Bij eventuele nadelige effecten zullen wij er bij de staatssecretaris op aandringen om de vergunninghouder te vergen maatregelen te treffen om de effecten te voorkomen dan wel weg te nemen, zoals wij ook hebben verwoord in ons Coalitieakkoord.

6. Is het college met ons van mening dat de schadelijke gevolgen van de geplande zoutwinning onverenigbaar zijn met de het door het vastgestelde uitvoeringsprogramma Waddenfonds 2014-2017, waarin als hoofdoelen zijn bepaald dat;

- de natuur en landschapswaarden van het Waddengebied vergroot en versterkt worden?

- externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee verminderd of weggenomen worden?

Antwoord vraag 6:

Vergunningverlening wordt niet expliciet getoetst aan het uitvoeringsprogramma Waddenfonds, maar aan de Natuurbeschermingswet. In het kader van die vergunningsverlening is aangetoond dat er geen aantasting zal optreden van de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied Waddenzee. Op grond van de beoordeling van de mogelijke effecten heeft de staatssecretaris geconcludeerd dat er geen gronden zijn om de gevraagde vergunning niet te verlenen. Het is nu aan de bestuursrechter om te toetsen of het besluit van de staatssecretaris op de juiste gronden is genomen.

7. Bent u bereid om samen met de andere Waddenprovincies en de eilanden te onderzoeken wat er gedaan kan worden om de zoutwinning alsnog ongedaan te maken?

Antwoord vraag 7:

Provinciale Staten hebben in haar vergadering van 20 april 2011 ingestemd met het voorstel om de zoutwinning te verplaatsen naar onder het Wad. Wij zien op dit moment geen aanleiding dit standpunt te heroverwegen. Wij zullen dan ook geen actie ondernemen richting de andere Waddenprovincies en Waddeneilanden.

8. Bent u van mening dat de Natuurbeschermingswet afdoende bescherming biedt om een natuurgebied als de Waddenzee te beschermen, gezien het grote aantal activiteiten dat onder deze wet vergund wordt, en de mogelijke cumulatieve effecten hiervan? Zo ja, kunt u dit toelichten?

Zo nee, bent u bereid stappen te ondernemen om hier verandering in te brengen?

Antwoord vraag 8:

Ja. Als onderdeel van een aanvraag voor een Nb-vergunning dient een initiatiefnemer een Passende Beoordeling op te stellen. In deze beoordeling dienen alle relevante effecten op de natuurwaarden systematisch te worden beschreven, ook de cumulatieve effecten van andere projecten en activiteiten. Om initiatiefnemers te ondersteunen met het inzichtelijk maken van de cumulatieve effecten is een vergunningenregister beschikbaar. In dit register zijn alle vergunde activiteiten in de Waddenzee opgenomen.

9. Acht u het moreel verantwoord en duurzaam om zout te winnen onder een kwetsbaar natuur- en kustgebied en werelderfgoed, terwijl enkele honderden kilometers verderop aan de Duitse Waddenkust tonnen zout in het water geloosd worden? Kunt u uw antwoord toelichten?

Antwoord vraag 9:

Frisia Zout B.V. heeft op verzoek van minister van Economische Zaken onderzoek gedaan naar van de consequenties van het gebruik van de Duitse pekel voor de zoutproductie. Vanuit bedrijfseconomisch oogpunt is de conclusie dat een economisch rendabele zoutproductie met pekel uit Duitsland niet is te realiseren. Voor het aspect duurzaamheid geldt dat het transport bijna 4,5 miljoen liter diesel per jaar vergt met daarbij ruim duizend scheepstransportbewegingen per jaar over een deel van de Waddenzee. De minister concludeert in zijn brief van 30 september 2014 dat op voorhand is te verwachten dat de milieueffecten hiervan groter zijn dan van de zoutwinning onder de Waddenzee, waarvan de passende beoordeling heeft laten zien dat er geen negatieve effecten op de Waddenzee zullen optreden. Gelet op bovenstaande en zolang de bestuursrechter geen afwijzend oordeel heeft gegeven over Nb-wetvergunning, achten wij het verantwoord zout te winnen van onder de Waddenzee.

Hoogachtend,

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

J.A. Jorritsma, voorzitter

A.J. van den Berg, secretaris

Interessant voor jou

Vragen over gebruik van water en rodenticiden bij bestrijding muizen

Lees verder

Vragen over garnalenpulsvisserij

Lees verder