Vervolg­vragen Schil­kampen


Indiendatum: jul. 2017

Inleiding vervolgvragen Schilkampen

Ten aanzien van de aanleg van een vaargeul door Schilkampen hebben wij vorige week schriftelijke vragen gesteld. Daarin hebben wij u verzocht de geplande graafwerkzaamheden voor een vaargeul op te schorten en het broedgebied van de kokmeeuwkolonie een jaarronde beschermde status te geven. U geeft aan dat er geen noodzaak is voor de aanvraag van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming en legt uit dat bij de werkzaamheden goed rekening zal worden gehouden met het behoud van de ecologische waarden van het gebied.

Echter, wij constateren dat dit laatste niet voldoende het geval is. Wij missen een goede zorgvuldigheid in dit proces, zowel bij de omgang met omwonenden als de omgang met het natuurgebied. Het eerdere besluit van gemeente Leeuwarden om in maart te gaan graven had bijvoorbeeld de kokmeeuwenkolonie serieus kunnen schaden, zo blijkt uit een contraexpertise van Altenburg en Wijbenga* (A&W). Ook hebben wij twijfels over of met de huidige maatregelen de bescherming van de aanwezige natuur goed is geborgd. Daarbij missen wij ook een goede communicatie met- en betrokkenheid van alle betrokkenen in dit proces. Samen met de FNP hebben wij daarbij (middels een tweede set schriftelijke vragen Subsidie Waterfront Leeuwarden) ook onze twijfels geuit over of de provincie met haar subsidie voor dit project het gemeenschapsgeld wel zinvol besteedt, gezien de vele bijkomende toekomstige kosten en de aanwezigheid van goedkope alternatieven met meer draagvlak.

Omdat wij het van belang achten dat dergelijke besluitvorming met maatschappelijk draagvlak plaatsvindt en dat bij dit proces een grote zorgvuldigheid wordt betracht, zien wij aanleiding voor een aantal vervolgvragen.

*Ecologisch advies kokmeeuwenkolonie in natuurterrein Schilkampen te Leeuwarden

1) In uw antwoordbrief geeft u over de kokmeeuwen aan dat niet het broedgebied zelf verloren gaat doch slechts een deel van het rust- dan wel opgroeigebied voor de jonge meeuwen. Ook de bestuursrechter stelt in de uitspraak van de aanvraag voorlopige voorziening op 28-02-2017* dat een deel van het rustgebied van de opgroeiende kuikens zal verdwijnen, en dat het tracé op voldoende afstand ligt van het broedgebied van de meeuwenkolonie.

Echter, in het rapport Ecologisch advies kokmeeuwenkolonie in natuurterrein Schilkampen te Leeuwarden, staat op p.9, dat de aanleg van de vaarverbinding zal leiden tot een afname van het areaal aan voortplantingsgebied van de kokmeeuwen, waarbij in ieder geval het hele uitloopgebied van kuikens verloren gaat en ook een deel van het nestgebied.

Daarnaast is er een grote kans dat een deel van het nestgebied verloren zal gaan door verstoring van toenemend vaarverkeer, de gronddepots en het dijklichaam. Het contra-expertiserapport beschrijft dus een veel grotere schade.

Ook observaties van Vogelwacht Leeuwarden onderstrepen dat de kolonie zich veel meer naar het Noord- Oosten van het gebied bevindt dan de gemeente aangeeft, en dat er met het graven dus wel degelijk nestgebied verloren gaat.

Bovendien wijzen tellingen van de vogelwacht op een fors hoger aantal broedparen in het gebied; ruim 300 meer in vergelijking met de constatering van Melis.

a) Constateert u met ons, dat gebaseerd op deze contraexpertise, de schade aan het leefgebied van de meeuwen door de komst van de vaargeul in werkelijkheid groter zou kunnen uitvallen dan u eerder aangaf, en dat de weergave van de situatie in de antwoordbrief niet de juiste weergave van de situatie is?

b) Op welk rapport baseert u uw inschatting over de vermoedelijke schade aan het broedgebied?

c) Hoe groot is dit deel van het rust- dan wel opgroeigebied voor jonge meeuwen dat verloren gaat, naar uw weten?

d) Bent u het met ons eens dat het voor een goede zorgvuldigheid in het omgaan met deze kolonie van belang is dat men zich baseert op deskundig oordeel, bijvoorbeeld op de adviezen en bevindingen in dit ecologisch rapport?

e) Bent u met ons van mening dat voor een zorgvuldig besluitvormingsproces alvorens graafwerkzaamheden te starten, eerst overeenstemming en duidelijkheid moet zijn over alle feiten van de invloed die de komst van vaargeul heeft op de kolonie?

*https://uitspraken.rechtspraak.nl/InzienDocument/GetPdf?ecli=ECLI%3ANL%3ARBNNE%3A2017%3A719

2) In uw antwoordbrief geeft u aan dat het verdwijnen van het opgroei- en rustgebied wordt gecompenseerd door gelijktijdig met de uitvoering van de werkzaamheden een vergelijkbaar gebied in te richten aansluitend aan het broedgebied.

In het rapport Natuurtoets Schilkampen Leeuwarden (hierna: de natuurtoets) van de heer Melis (2016), staat op p.7 dat een significant gedeelte van de (plas-dras) percelen worden vergraven waardoor de jonge kokmeeuwen een groot deel van hun opgroeigebied verliezen, hetgeen een handicap kan worden.

In het rapport Kokmeeuwplan Schilkampen Leeuwarden dat 12 juli verscheen, beschrijft Melis een plan voor de inrichting, monitoring en het beheer van het compensatiegebied. U stelt dat er daarom geen noodzaak is tot het aanvragen van een ontheffing in het kader van de Wet natuurbescherming.

Echter, ook aan de zorgvuldigheid bij de opzet van de plannen voor het compensatiegebied lijkt het één en ander te schorten:

  • De plannen voor het compensatiegebied zijn inmiddels driemaal gewijzigd. Het is onduidelijk wat nou precies de locatie van dit gebied is. In het Kokmeeuwplan wordt een andere ligging aangeduid dan in de aankondigingsbrief van de gemeente over de start van de werkzaamheden.
  • Het beoogde compensatiegebied is te droog, hoog en voedselrijk, waardoor er een hoge verruigde vegetatie ontstaat. Het baggerslib zal ter plaatse worden verwerkt, waardoor het terrein nog hoger komt te liggen en daarmee nog droger zal worden. Volgens de contraexpertise van A&W is het compensatiegebied nu al te droog en daarmee ongeschikt. Het Kokmeeuwenrapport van Melis spreekt echter over dat het nieuwe gebied nog geschikter zou worden, vanwege schone grond. Deze zienswijzen staan haaks op elkaar.
  • Ook zal het gebied intensief moeten worden begraasd of gemaaid, omdat de productie van vegetatie relatief hoog is. In het plan wordt gesproken over 1 keer eind februari voor het broedseizoen. In het geval dit niet voldoende is, ontbreekt vooralsnog een plan.
  • Het is bekend dat broedende meeuwen verstoringsgevoelig zijn en een hoge verstoringsklasse hebben. Het is echter nog onduidelijk hoe zwaar de kolonie door de recreatievaart zal worden verstoord.
  • Naast het effect op de kokmeeuwen, geeft Vogelwacht Leeuwarden aan dat er in het beoogde compensatiegebied een Roerdomp broedt. Deze vogelsoort staat op de Rode Lijst en is het enige broedende paar in Leeuwarden. Werkzaamheden in het compensatiegebied zullen de Roerdomp verstoren.

Uitgaande van bovenstaande opsomming: bent u het met ons eens dat in het licht van deze overwegingen, niet uitgesloten kan worden dat de kolonie schade zal ondervinden van de plannen?

3) De impact van het huidige compensatieplan op de kolonie zal drie jaar lang jaarlijks geëvalueerd worden, met het doel bij het aanleggen van de vaargeul de kolonie te behouden. Echter, wanneer de vaargeul eenmaal is gegraven is de schade al veroorzaakt. Hoe zinvol is een evaluatie dan nog? Bent u het met ons eens dat evalueren na de vaargeul een omgekeerde volgorde is en dat het beter is om het voorzorgprincipe te hanteren?

4) De omwonenden van het gebied hebben een goede bereidheid om mee te praten over hoe een goede doorsteek te realiseren met behoud van het gebied, alsmede om van het Kurkemeer een levendige omgeving te maken. Wij vernemen echter dat het hun, ondanks diverse pogingen, de afgelopen maanden niet is gelukt om met gemeente Leeuwarden een afspraak te maken om samen in gesprek te gaan.

In het belang van een goede zorgvuldigheid - met daarbij inachtneming van de toelichting op vragen 1 en 2 - en in het belang van maatschappelijk draagvlak;

  • a) Bent u bereid actie te ondernemen om de graafwerkzaamheden tijdelijk te stoppen, en:
  • b) Bent u bereid toe te zien op een goed overlegproces, waarbij alle betrokkenen om tafel te gaan zitten om een goed plan te maken dat ook draagvlak heeft bij de omwonenden?

Indiener: Rinie van der Zanden, Partij voor de Dieren

Geachte mevrouw Van der Zanden,

Uw schriftelijke vragen op grand van artikel 39 van het Reglement van Orde, binnengekomen op 25juli 2017, beantwoorden wij als volgt.

Vraag1a: Constateert u met ons, dat gebaseerd op de contraexpertise, de schade aan het leefgebied van de meeuwen door de komst van de vaargeul in werkelijkheid groter zou kunnen uitvallen dan u eerder aangaf, en dat de weergave van de situatie in de antwoordbrief niet de juiste weergave van de situatie is?

Antwoord vraag 1a: Wij zijn het niet eens met uw constatering dat de mogelijk optredende schade aan het leef gebied groter zou kunnen zijn dan dat wij eerder in de beantwoording van uw vragen hebben aangegeven.

Op de contraexpertise van Altenburg & Wymenga, waaraan u refereert in uw vragen, is door de ecoloog van de gemeente een reactie geven in het rapport Kokmeeuwplan Schilkampen, Leeuwarden. Aanpak en omgang met de kokmeeuwenkolonie tijdens en na de werkzaam heden aan de doorvaart in de Schilkampen te Leeuwarden’, John Melis Jubbega 12juli 2017 (u bekend). Het rapport gaat daarnaast in op de inrichting, de monitoring en het beheer van het gebied.

In het rapport is sprake van de opgave van een viertal monitoringsmomenten (3, 9, 24 mei en 9 juni, Sovon broedpaartellingen) die laten zien dat op de eerste twee data sprake is ge weest van een tiental nestgevallen op de locatie van de te leggen verbinding. Daarvan is op de latere monitoringsmomenten geen sprake meer. De monitoringsgegevens zijn in het rapport aangeduid op kaartmateriaal waarop de toekomstige inrichting is aangegeven. Duidelijk is dat het initiatief fysiek ten koste zal gaan van het rust- en opgroeigebied en niet van het broedgebied. Deze laatste ligt voornamelijk aan ZOzijde van het gebied dat zich als zodanig manifesteert. Het rapport is bekeken door de landelijk deskundige als het gaat om kokmeeuwen, Frank Majoor. Deze heeft met de inhoud ingestemd.

Vraag 1b:

-Op welk rapport baseert u uw inschatting over de vermoedelijke schade aan het broed gebied?

-Hoe groot is dit deel van het rust- dan wel opgroeigebied voorjonge meeuwen dat verloren gaat, naar uw weten?

Antwoord vraag 1 b:

-Onze inschatting van de (meerjarige) effecten is gebaseerd op zowel de door de gemeente aangeleverde informatie in de rapporten van John Melis Ecologie (2016 en 2017), het rapport van Altenburg & Wymenga (contraexpertise 2017) en de rapportage van het op 23 juli jI. uitgevoerde veldbezoek door de FUMO en provincie (verslag bijgevoegd).

- Een gebied waarin zich minder dan 50% van de getelde aanwezige jonge vogels bevinden.

Vraag 1c: Bent u het met ons eens dat het voor een goede zorgvuldigheid in het omgaan met deze kolonie van belang is dat men zich baseert op deskundig oordeel, bijvoorbeeld op de adviezen en bevindingen in dit ecologisch rapport?

Antwoord vraag ic: Wij zijn met u van mening dat een afweging hieromtrent gebaseerd moet zijn op het oordeel van deskundigen. Wij hebben daarom niet uitsluitend gekeken naar het door u genoemde rapport, maar ook naar de onderzoeken die in opdracht van de gemeente zijn uitgevoerd. Daarnaast is door deskundigen van de FUMO en provincie een veldbezoek uitgevoerd.

Vraag 1d: Bent u met ons van mening dat voor een zorgvuldig besluitvormingsproces alvorens graaf werkzaamheden te starten, eerst overeenstemming en duidelijkheid moet zijn over alle feiten van de invloed die de komst van vaargeul heeft op de kolonie?

Antwoord vraag 1d: Wij verwijzen u naar onze beantwoording hierboven.

Vraag 2: Bent u het met ons eens dat niet uitgesloten kan worden dat de kolonie schade zal ondervinden van de plannen?

Antwoord vraag 2: Wij zijn het niet met u eens dat de werkzaamheden zullen leiden tot schade aan de kokmeeuwen kolonie. Weliswaar zal als direct gevolg van de werkzaamheden een deel van het huidige rust- en opgroei gebied verloren gaan, maar dat zal elders in het gebied voorafgaand aan de werkzaamheden worden gecompenseerd. Daarop vindt zowel meerjarig monitoring als ook beheer plaats hetgeen als garantie dient dat de kolonie al bij het arriveren voor het broedseizoen 2018 over voldoende broedlocatie als ook rust- en opgroei locatie kan beschikken.

Vraag 3: De impact van het huidige compensatieplan op de kolonie zal drie jaar lang jaarlijks geëvalueerd worden, met het doel bij het aanleggen van de vaargeul de kolonie te behouden. Echter, wanneer de vaargeul eenmaal is gegraven is de schade al veroorzaakt. Hoe zinvol is een evaluatie dan nog? Bent u het met ons eens dat evalueren na de vaargeul een omgekeerde volgorde is en dat het beter is om het voorzorgprincipe te hanteren?

Antwoord vraag 3: Wij zijn het niet met u eens dat evaluatie zinloos is. De evaluatie heeft tot doel de resultaten van de inrichtings- en beheermaatregelen aan de hand van de jaarlijkse monitoringsgegevens te bekijken. Zo nodig kunnen aanvullende maatregelen worden genomen. Voor wat betreft de overige in het gebied voorkomende diersoorten zullen de werkzaamheden hier niet plaatsvinden en is bovendien geen sprake van werkzaamheden tijdens het broedseizoen.

Vraag 4a: Bent u bereid actie te ondernemen om de graafwerkzaamheden tijdelijk te stoppen?

Antwoord vraag 4a: Vanuit de Wet natuurbescherming zijn er geen redenen om de werkzaamheden stop te zetten.

Vraag 4b: Bent u bereid toe te zien op een goed overlegproces, waarbij alle betrokkenen om tafel te gaan zitten om een goed plan te maken dat ook draagvlak heeft bij de omwonenden?

Antwoord vraag 4b: De gemeente Leeuwarden is als initiatiefnemer aan zet om de communicatie richting inwoners inhoud te geven.

Hoogachtend,

Gedeputeerde Staten van Fryslân

Interessant voor jou

Schriftelijke vragen Schilkampen

Lees verder

Vragen over natuurcompensatie Polderhoofdkanaal

Lees verder