Vragen over vervuiling grondwater
Indiendatum: jan. 2017
Op 13 december jl. ontvingen onze Staten ter kennisgeving de Rapportage Grondwaterkwaliteit Provincie Fryslân 2015. Het betreft een onderzoek naar de kwaliteit van het grondwater, waarbij (naast de algemene stoffen en bestrijdingsmiddelen) voor het eerst ook naar de aanwezigheid van diverse geneesmiddelen en milieuvreemde stoffen is gekeken. In totaal gaat het om 444 stoffen waarop getoetst is. Het onderzoek draagt bij om inzicht te krijgen in de noodzaak en effectiviteit van te nemen maatregelen om de KRW-doelstelling te kunnen halen. Uit de toetsing blijkt dat bij 15 procent van de metingen de KRW-drempelwaarden worden overschreden.
In het grondwater zijn diverse geneesmiddelen (o.a. anticonceptie, pijnstillers, antibiotica), bestrijdingsmiddelen (o.a. Glyfosaat, Tolylfluanine, Bromacil, Bentazon) en milieuvreemde stoffen (o.a. vlamvertragers, weekmakers, benzine) aangetroffen. Het aantreffen van deze stoffen geeft aan dat het grondwater kwetsbaar is voor verontreinigingen en op enkele plekken al diffuus verontreinigd is, aldus het rapport.
Het grondwaterkwaliteitsmeetnet waarin de metingen hebben plaatsgevonden betreft niet de grondwaterbeschermingsgebieden. Binnen deze gebieden vindt monitoring plaats door Vitens ten behoeve van de drinkwaterwinning.
Wij hebben hierover de volgende vragen.
Vragen naar aanleiding van het rapport:
1. Deelt u onze zorg om de constatering in het rapport, dat het aantreffen van onder meer bovengenoemde stoffen aangeeft dat het grondwater kwetsbaar is voor verontreinigingen en op enkele plekken al diffuus verontreinigd is?
2. Uit de toetsing blijkt dat in 2015 bij 15 procent van de metingen de KRW-drempelwaarden worden overschreden. Hiermee scoort Fryslân nog net binnen de normen van het KRW, waarbij een norm van 20 procent wordt gehanteerd.
a) Deelt u onze zorg, dat de kwaliteit van ons grondwater buiten grondwaterbeschermingsgebieden bedreigd wordt door de aanwezigheid van de vervuilende stoffen genoemd in dit rapport?
b) Erkent u de mogelijkheid dat in de toekomst veel meer grondwater onttrokken zou kunnen worden, vanwege een toenemende vraag naar drinkwater of bijvoorbeeld voor gebruik door de industrie?
c) Bent u met ons van mening dat de bescherming van al het grondwater in Fryslân even belangrijk is, los van het feit of het zich wel of niet in een grondwaterbeschermingsgebied bevindt?
d) Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om de toekomstige kwaliteit van het grondwater buiten grondwaterbeschermingsgebieden te verbeteren en te borgen?
Voor het grondwater in de grondwaterbeschermingsgebieden is reeds een aanpak ontwikkeld met specifieke gebiedsdossiers en daaraan gekoppelde uitvoerings-programma’s.
Over deze gebieden hebben wij de volgende vragen:
3. Kunt u aangeven welke maatregelen de provincie neemt op het gebied van voorlichting en bewustwording om ‘grondwatervriendelijk gedrag’ door burgers, agrariërs en bedrijven te stimuleren, en daarbij aangeven wat er concreet is gedaan met het onderzoek van Vitens (2014) naar de juiste communicatiestrategie hiervoor?
4. In meerdere uitvoeringsprogramma’s wordt aangegeven dat de 100-jaarszone van het intrekgebied buiten het grondwaterbeschermingsgebied loopt. Dit betekent dat (een belangrijk deel van) het grondwater jonger dan 100 jaar niet beschermd wordt door het grondwaterbeschermingsgebied.
a) Kunt u aangeven wat met deze kennis is gedaan?
b) Is voor alle grondwaterbeschermingsgebieden gecontroleerd of het gebied consistent is met de meest recente berekeningen? Zo ja, wat concludeert u hieruit? Zo nee, bent u bereid er op toe te zien dat dit alsnog gebeurt?
c) Bent u bereid om de beschermingszones van waterwingebieden te vergroten, zodat deze overeenkomen met het volledige intrekgebied?
d) Deelt u onze conclusie dat directe verbanden tussen een specifieke bron en de resulterende achteruitgang van de kwaliteit in het ruw water moeilijk zijn te leggen?
e) Bent u met ons van mening dat vervuiling daarom het beste meteen bij de bron kan worden aangepakt?
5. De gebieden waar het water infiltreert dat - vele jaren later – als drinkwater wordt opgepompt, hebben verschillende typen landgebruik. Verreweg het grootste deel wordt gebruikt door landbouw.
a) Bent u met ons van mening dat voor het behoud van schoon grondwater het voorzorgsprincipe leidend moet zijn, namelijk dat voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater (potentieel) risicovolle activiteiten en ontwikkelingen waar mogelijk worden geweerd?
b) Deelt u onze constatering dat grootschalig gebruik van mest en landbouwgif een bedreiging vormt voor duurzame waterwinning?
c) Bent u bereid om -vanuit het voorzorgsprincipe- landbouw waarbij minder tot geen vervuiling plaatsvindt, zoals biologische landbouw, ook in dit kader te stimuleren teneinde de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in het grondwater terug te dringen, en daarbij vooral grondwaterbeschermingsgebieden en aangrenzende gebieden een hoge prioriteit te geven? Zo ja, welke maatregelen bent u voornemens te treffen? Zo nee, waarom niet?
6. Hoe is de grondwaterbescherming geborgd binnen de FUMO?
7. Is uw verwachting dat de kwaliteit van het grondwater in de toekomst zal verbeteren of verslechteren? Waarop baseert u deze verwachting en over hoeveel tijd spreekt u dan?
Rinie van der Zanden, Partij voor de Dieren
Datum
16 januari 2017
Antwoorden:
Vraag 1:
Deelt u onze zorg om de constatering in het rapport, dat het aantreffen van onder meer bovengenoemde stoffen aangeeft dat het grondwater kwetsbaar is voor verontreinigingen en op enkele plekken al diffuus verontreinigd is?
Antwoord vraag 1:
Ja, deze zorg delen wij. Echter, er is nu geen directe zorg voor het grondwater dat gebruikt wordt voor de productie van drinkwater omdat dit onder een beschermend kleipakket ligt
Vraag2a:
Deelt u onze zorg, dat de kwaliteit van ons grondwater buiten rondwaterbeschermingsgebieden bedreigd wordt door de aanwezigheid van de vervuilende stoffen genoemd in dit rapport?
Antwoord vraag 2a:
Ja, deze zorg delen wij.
Vraag 2b:
Erkent u de mogelijkheid dat in de toekomst veel meer grondwater onttrokken zou kunnen worden, vanwege een toenemende vraag naar drinkwater of bijvoorbeeld voor gebruik door de industrie?
Antwoord vraag 2b:
Nee, als de totale drinkwatervraag zich evenredig ontwikkelt aan de afgelopen decennia dan wordt door Vitens tot 2040 een lichte stijging van 3 procent geprognotiseerd en na 2040 een lichte daling i.v.m. geprognosticeerde afname van de bevolking. De toekomstige vraag naar grondwater voor industrieën is onbekend. Op dit moment worden geen grote nieuwe industriële onttrekkingen verwacht.
Vraag 2c:
Bent u met ons van mening dat de bescherming van al het grondwater in Fryslân even belangrijk is, los van het feit of het zich wel of niet in een grondwaterbeschermingsgebied bevindt?
Antwoord vraag 2c:
Nee. Grondwater wordt van nature op verschillende wijzen beschermd. De grondwateronttrekkingen ten behoeve van drinkwater en industrie vinden op grote diepte plaats. Dit grondwater is beschermd door een kleilaag. Bovendien is de kwaliteit van het grondwater in Fryslân van nature zodanig dat dit niet voor alle doeleinden geschikt is. Wij zijn daarom van mening dat de bescherming van het grondwater afhankelijk is van het gebruik en toepassing ervan. De huidige grondwaterbeschermingsgebieden vinden wij toereikend om de kwaliteit van het grondwater als grondstof voor drinkwater te kunnen waarborgen. De grenzen van grondwaterbeschermingsgebieden zijn in het kader van de uitvoeringsprogramma’s gebiedsdossiers drinkwater wel in onderzoek.
Vraag 2d:
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om de toekomstige kwaliteit van het grondwater buiten grondwaterbeschermingsgebieden te verbeteren en te borgen?
Antwoord vraag 2d:
In de KRW-factsheets (bijlage VIII van het 4e Waterhuishoudingsplan) zijn de maatregelen opgenomen die wij uitvoeren. Verder geven wij (in samenwerking met veel andere partijen) uitvoering aan de Intentieverklaring Delta- aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater. Daarnaast voeren wij regelmatig metingen uit naar de kwaliteit van het grondwater. Dit om inzicht te krijgen in de noodzaak en effectiviteit van de maatregelen. De resultaten van de metingen worden ook aangeboden aan de redactie van de milieumeetlat (deze wordt door het CTGB geraadpleegd bij het verlenen van een ontheffing voor gewasbeschermingsmiddelen) en -indien relevant- worden de resultaten aangeboden aan het Rijk.
Vraag 3:
Kunt u aangeven welke maatregelen de provincie neemt op het gebied van voorlichting en bewustwording om ‘grondwatervriendeljjk gedrag’ door burgers, agrariërs en bedrijven te stimuleren, en daarbij aangeven wat er concreet is gedaan met het onderzoek van Vitens (2014) naar de juiste communicatiestrategie hiervoor?
Antwoord vraag 3:
Op het gebied van voorlichting en waterbewust kennen we de volgende acties:
- We nemen deel aan de landelijke campagne Ons Water. Concreet betekent dit dat we activiteiten organiseren (en/of aanhaken bij activiteiten van Wetterskip Fryslân en andere waterpartijen) in de Week van Ons Water in het voorjaar en in het najaar. Vorig jaar zijn er workshops gegeven (in spelvorm) bij de tentoonstelling Wetter van Natuurmuseum Fryslân en is er een kleurwedstrijd georganiseerd voor de jonge bezoekers van het museum. Dit jaar organiseren we een collegemiddag, waarin we o.a. het(on)zichtbare grondwater belichten;
- Provincie Fryslân participeert in Fries Bestuursakkoord Waterketen. Onderdeel van het FBWK is het vergroten van het waterbewustzijn in Fryslân; Er zijn een aantal doelen gesteld in het nieuwe akkoord voor 2016-2020, waaronder een communicatiestrategie opstellen voor het stimuleren van het waterbewustzijn. Het FBWK is verantwoordelijk voor de uitrol van ie strategie.
- In het kader van LF2OI 8 wordt onder de noemer “WaterConnecting” het waterverhaal van Fryslân verteld;
- (trekker gemeente Leeuwarden). Provincie Fryslân onderzoekt of er aansluiting mogelijk is in de drie hotspots te weten: het Woudagemaal, de waterbar van Wetsus en het Beleefcentrum van De Nieuwe Afsluitdijk. Er wordt bekeken of de provincie kan helpen/ondersteunen in het vertellen van het waterverhaal van Fryslân;
- Vitens heeft in de provincie Utrecht een bewustwordingscampagne uitgevoerd, die momenteel ook wordt uitgerold in de Provincie Gelderland. Daarna volgt Fryslân, waarbij uiteraard de opgedane kennis en ervaring in andere provincies wordt meegenomen. Daarnaast vraagt Fryslân om ander maatwerk dan andere provincies, bij voorbeeld omdat Fryslân een goede ruimtelijke ligging heeft van de grondwaterbeschermingsgebieden en er goede beschermende bodemlagen aanwezig zijn (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de in de andere provincies vaak aanwezige kwetsbare zandgronden).
Vraag 4a:
In meerdere uitvoeringsprogramma’s wordt aangegeven dat de 100-jaarszone van het in trekgebied buiten het grondwaterbeschermingsgebied loopt. Dit betekent dat (een belangrijk deel van) het grondwaterjonger dan 100 jaar niet beschermd wordt door het grondwaterbeschermingsgebied. Kunt u aangeven wat met deze kennis is gedaan?
Antwoord vraag 4a:
Bij de partiële herziening van het Provinciaal Milieubeleidsplan 1994-1 997 heeft PS (op 8 februari 1995) besloten om de bescherming van het grondwater, dat bestemd is voor de productie van drinkwater, te baseren op een verblijftijd van 25 jaar in het watervoerend pakket. Dit uitgangspunt wordt nog steeds gehanteerd en de grenzen van de huidige grondwaterbeschermingsgebieden zijn hierop gebaseerd. Bij het opstellen van de gebiedsdossiers en bijbehorende uitvoeringsprogramma’s is dit uitgangspunt ook gehanteerd en daarom is de reikwijdte ervan begrensd tot de verblijftijd van 25 jaar in het watervoerende pakket.
Vraag4b:
Is voor alle grondwaterbeschermingsgebieden gecontroleerd of het gebied consistent is met de meest recente berekeningen? Zo ja, wat concludeert u hieruit? Zo nee, bent u bereid er op toe te zien dat dit alsnog gebeurt?
Antwoord vraag 4b:
Ja, één van de maatregelen uit de uitvoeringsprogramma’s betreft de Evaluatie zoneringen grondwaterbeschermingsgebieden. Hieruit blijkt dat bij een aantal grondwaterbeschermingsgebieden de grens van de grondwaterbeschermingsgebied niet overeenkomt met een 25-jaarszone (in het bepompt pakket). We zijn gestart met een Brede grondwaterstudie en onderdeel van deze studie is om hier nadere conclusies aan te verbinden.
Vraag 4c
Bent u bereid om de beschermingszones van waterwingebieden te vergroten, zodat deze overeenkomen met het volledige intrekgebied?
Antwoord vraag 4c:
De grootte en ligging van het intrekgebied zijn onderdeel van de voornoemde studie. Daarom kunnen wij op dit moment nog geen antwoord op deze vraag geven.
Vraag 4d:
Deelt u onze conclusie dat directe verbanden tussen een specifieke bron en de resulterende achteruitgang van de kwaliteit in het ruw water moeilijk zijn te leggen?
Antwoord vraag 4d:
Ja, die conclusie delen wij.
Vraag 4e:
Bent u met ons van mening dat vervuiling daarom het beste meteen bij de bron kan worden aangepakt?
Antwoord vraag 4e:
Ja, die mening delen wij.
Vraag 5a:
Bent u met ons van mening dat voor het behoud van schoon grondwater het voorzorgsprincipe leidend moet zijn, namelijk dat voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater (potentieel) risicovolle activiteiten en ontwikkelingen waar mogelijk worden geweerd?
Antwoord vraag 5a:
Ja, die mening delen wij en daarvoor dient ook de Provinciale Milieuverordening waarin bedrijven en activiteiten die te zeer milieubelastend (kunnen) zijn voor het grondwater worden geweerd uit waterwingebieden.
Vraag5b:
Deelt u onze constatering dat grootschalig gebruik van mest en landbouwgif een bedreiging vormt voor duurzame waterwinning?
Antwoord vraag 5b:
Nee, zo algemeen gesteld delen wij deze constatering niet. Op basis van de Rapportage Grondwaterkwaliteit constateren wij dat incidenteel bepaalde normen worden overschreden in het “ondiepe” grondwater.
Vraag 5c:
Bent u bereid om -vanuit het voorzorgsprincipe- landbouw waarbij minder tot geen vervuiling plaatsvindt, zoals biologische landbouw, ook in dit kader te stimuleren teneinde de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in het grondwater terug te dringen, en daarbij vooral grondwaterbeschermingsgebieden en aangrenzende gebieden een hoge prioriteit te geven? Zola, welke maatregelen bent u voornemens te treffen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 5c:
Nee. In de Lânbouaginda 2014 — 2020 staat aangegeven dat wij de ontwikkeling op het gebied van onder meer de vermindering van de emissies van nutriënten, bestrijdingsmiddelen, ammoniak en broeikasgassen uit de landbouw naar water, bodem en atmosfeer stimuleren. Op deze wijze stimuleren wij in de landbouw reeds de vermindering van bestrijdingsmiddelen.
Vraag 6:
Hoe is de grondwaterbescherming geborgd binnen de FUMO?
Antwoord vraag 6:
In de Dienstverleningsovereenkomst Provincie Fryslân en FUMO 2017 heeft de FUMO de taak gekregen om de in de provinciale milieuverordening vermelde vht-taken uit te voeren.
Vraag 7:
Is uw verwachting dat de kwaliteit van het grondwater in de toekomst zal verbeteren of ver slechteren? Waarop baseert u deze verwachting en over hoeveel tijd spreekt u dan?
Antwoord vraag 7:
Wij verwachten dat de kwaliteit van het grondwater in de toekomst zal verbeteren. Dit is gebaseerd op de verwachte resultaten van de uitvoering van:
- maatregelen uitvoeringsprogramma’s gebiedsdossiers drinkwaterwinningen;
- maatregelen Kaderrichtlijn Water;
- maatregelen Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater. moeten de overheden en waterschappen meer aandacht besteden aan de (grond)waterkwaliteit en de processen en activiteiten die daarbij een rol spelen. Een gevolg hiervan is dat we ons ervan bewust worden dat het grondwater kwetsbaar is voor verontreinigingen.
Door deze aandacht en bewustwording verwachten we dat op termijn de kwaliteit van het grondwater zal verbeteren. Omdat de processen in het grondwater traag verlopen denken we hierbij aan enkele 10-tallen jaren.
Hoogachtend,
Staten van Fryslân
Geachte mevrouw Van der Zanden,
Uw schriftelijke vragen op grond van artikel 39 van het Reglement van Orde, binnengekomen op 16januari 2017, beantwoorden wij als volgt.
Uw inleiding
Op 13 december jl. ontvingen onze Staten ter kennisgeving de Rapportage Grondwaterkwaliteit Provincie Fryslân 2015. Het betreft een onderzoek naar de kwaliteit van het grondwater, waarbij (naast de algemene stoffen en bestrijdingsmiddelen) voor het eerst ook naar de aanwezigheid van diverse geneesmiddelen en milieuvreemde stoffen is gekeken. In totaal gaat het om 444 stoffen waarop getoetst is. Het onderzoek draagt bij om inzicht te krijgen in de noodzaak en effectiviteit van te nemen maatregelen om de KRW-doelstelling te kunnen halen. Uit de toetsing blijkt dat bij 15 procent van de metingen de KRW-drempelwaarden worden overschreden. In het grondwater zijn diverse geneesmiddelen (o.a. anticonceptie, pijnstillers, antibiotica), bestrijdingsmiddelen (o.a. Glyfosaat, Tolylfluanine, Bromacil, Bentazon) en milieuvreemde stoffen (o.a. vlamvertragers, weekmakers, benzine) aangetroffen. Het aantreffen van deze stoffen geeft aan dat het grondwater kwetsbaar is voor verontreinigingen en op enkele plek ken al diffuus verontreinigd is, aldus het rapport. Het grondwaterkwaliteitsmeetnet waarin de metingen hebben plaatsgevonden betreft niet de grondwaterbeschermingsgebieden. Binnen deze gebieden vindt monitoring plaats door Vitens ten behoeve van de drinkwaterwinning.
Wij hebben hierover de volgende vragen.
Vraag 1: Deelt u onze zorg om de constatering in het rapport, dat het aantreffen van onder meer bovengenoemde stoffen aangeeft dat het grondwater kwetsbaar is voor verontreinigingen en op enkele plekken al diffuus verontreinigd is?
Antwoord vraag 1: Ja, deze zorg delen wij. Echter, er is nu geen directe zorg voor het grondwater dat gebruikt wordt voor de productie van drinkwater omdat dit onder een beschermend kleipakket ligt.
Vraag2a: Deelt u onze zorg, dat de kwaliteit van ons grondwater buiten grondwaterbeschermingsgebieden bedreigd wordt door de aanwezigheid van de vervuilende stoffen genoemd in dit rapport?
Antwoord vraag 2a: Ja, deze zorg delen wij.
Vraag 2b: Erkent u de mogelijkheid dat in de toekomst veel meer grondwater onttrokken zou kunnen worden, vanwege een toenemende vraag naar drinkwater of bijvoorbeeld voor gebruik door de industrie?
Antwoord vraag 2b: Nee, als de totale drinkwatervraag zich evenredig ontwikkelt aan de afgelopen decennia dan wordt door Vitens tot 2040 een lichte stijging van 3 procent geprognotiseerd en na 2040 een lichte daling i.v.m. geprognosticeerde afname van de bevolking. De toekomstige vraag naar grondwater voor industrieën is onbekend. Op dit moment worden geen grote nieuwe industriële onttrekkingen verwacht.
Vraag 2c: Bent u met ons van mening dat de bescherming van al het grondwater in Fryslân even belangrijk is, los van het feit of het zich wel of niet in een grondwaterbeschermingsgebied bevindt?
Antwoord vraag 2c: Nee. Grondwater wordt van nature op verschillende wijzen beschermd. De grondwateronttrekkingen ten behoeve van drinkwater en industrie vinden op grote diepte plaats. Dit grond water is beschermd door een kleilaag. Bovendien is de kwaliteit van het grondwater in Fryslân van nature zodanig dat dit niet voor alle doeleinden geschikt is. Wij zijn daarom van mening dat de bescherming van het grondwater afhankelijk is van het gebruik en toepassing ervan. De huidige grondwaterbeschermingsgebieden vinden wij toereikend om de kwaliteit van het grondwater als grondstof voor drinkwater te kunnen waarborgen. De grenzen van grondwaterbeschermingsgebieden zijn in het kader van de uitvoeringsprogramma’s gebiedsdossiers drinkwater wel in onderzoek.
Vraag 2d: Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om de toekomstige kwaliteit van het grondwater buiten grondwaterbeschermingsgebieden te verbeteren en te borgen?
Antwoord vraag 2d: In de KRW-factsheets (bijlage VIII van het 4e Waterhuishoudingsplan) zijn de maatregelen opgenomen die wij uitvoeren. Verder geven wij (in samenwerking met veel andere partijen) uitvoering aan de Intentieverklaring Delta- aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater. Daarnaast voeren wij regelmatig metingen uit naar de kwaliteit van het grondwater. Dit om inzicht te krijgen in de noodzaak en effectiviteit van de maatregelen. De resultaten van de metingen worden ook aangeboden aan de redactie van de milieumeetlat (deze wordt door het CTGB geraadpleegd bij het verlenen van een ontheffing voor gewasbeschermingsmiddelen) en - indien relevant- worden de resultaten aangeboden aan het Rijk.
Vraag 3: Kunt u aangeven welke maatregelen de provincie neemt op het gebied van voorlichting en bewustwording om ‘grondwatervriendeljjk gedrag’ door burgers, agrariërs en bedrijven te stimuleren, en daarbij aangeven wat er concreet is gedaan met het onderzoek van Vitens (2014) naar de juiste communicatiestrategie hiervoor?
Antwoord vraag 3: Op het gebied van voorlichting en waterbewust kennen we de volgende acties:
• We nemen deel aan de landelijke campagne Ons Water. Concreet betekent dit dat we activiteiten organiseren (en/of aanhaken bij activiteiten van Wetterskip Fryslân en andere waterpartijen) in de Week van Ons Water in het voorjaar en in het najaar. Vorig jaar zijn er workshops gegeven (in spelvorm) bij de tentoonstelling Wetter van Na tuurmuseum Fryslân en is er een kleurwedstrijd georganiseerd voor de jonge bezoekers van het museum. Dit jaar organiseren we een collegemiddag, waarin we o.a. het (on)zichtbare grondwater belichten;
• Provincie Fryslân participeert in Fries Bestuursakkoord Waterketen. Onderdeel van het FBWK is het vergroten van het waterbewustzijn in Fryslân; Er zijn een aantal doelen gesteld in het nieuwe akkoord voor 2016-2020, waaronder een communicatiestrategie opstellen voor het stimuleren van het waterbewustzijn. Het FBWK is verantwoordelijk voor de uitrol van ie strategie.
• In het kader van LF2OI 8 wordt onder de noemer “Water Connecting” het waterverhaal van Fryslân verteld; • (trekker gemeente Leeuwarden). Provincie Fryslân onderzoekt of er aansluiting mo gelijk is in de drie hotspots te weten: het Woudagemaal, de waterbar van Wetsus en het Beleefcentrum van De Nieuwe Afsluitdijk. Er wordt bekeken of de provincie kan helpen/ondersteunen in het vertellen van het waterverhaal van Fryslân;
• Vitens heeft in de provincie Utrecht een bewustwordingscampagne uitgevoerd, die momenteel ook wordt uitgerold in de Provincie Gelderland. Daarna volgt Fryslân, waarbij uiteraard de opgedane kennis en ervaring in andere provincies wordt meegenomen. Daarnaast vraagt Fryslân om ander maatwerk dan andere provincies, bij voorbeeld omdat Fryslân een goede ruimtelijke ligging heeft van de grondwaterbeschermingsgebieden en er goede beschermende bodemlagen aanwezig zijn (in tegenstelling tot bijvoorbeeld de in de andere provincies vaak aanwezige kwetsbare zandgronden).
Vraag 4a: In meerdere uitvoeringsprogramma’s wordt aangegeven dat de 100-jaarszone van het in trekgebied buiten het grondwaterbeschermingsgebied loopt. Dit betekent dat (een belangrijk deel van) het grondwaterjonger dan 100 jaar niet beschermd wordt door het grondwaterbeschermingsgebied. Kunt u aangeven wat met deze kennis is gedaan?
Antwoord vraag 4a: Bij de partiele herziening van het Provinciaal Milieubeleidsplan 1994-1 997 heeft PS (op 8 ‘l) februari 1995) besloten om de bescherming van het grondwater, dat bestemd is voor de productie van drinkwater, te baseren op een verblijftijd van 25 jaar in het watervoerend pakket. Dit uitgangspunt wordt nog steeds gehanteerd en de grenzen van de huidige grondwaterbeschermingsgebieden zijn hierop gebaseerd. Bij het opstellen van de gebiedsdossiers en bijbehorende uitvoeringsprogramma’s is dit uitgangspunt ook gehanteerd en daarom is de reikwijdte ervan begrensd tot de verblijftijd van 25 jaar in het watervoerende pakket.
Vraag4b: Is voor alle grondwaterbeschermingsgebieden gecontroleerd of het gebied consistent is met de meest recente berekeningen? Zo ja, wat concludeert u hieruit? Zo nee, bent u bereid er op toe te zien dat dit alsnog gebeurt?
Antwoord vraag 4b: Ja, één van de maatregelen uit de uitvoeringsprogramma’s betreft de Evaluatie zoneringen grondwaterbeschermingsgebieden. Hieruit blijkt dat bij een aantal grondwaterbeschermingsgebieden de grens van de grondwaterbeschermingsgebied niet overeenkomt met een 25- jaarszone (in het bepompt pakket). We zijn gestart met een Brede grondwaterstudie en onderdeel van deze studie is om hier nadere conclusies aan te verbinden. Vraag 4cr Bent u bereid om de beschermingszones van waterwingebieden te vergroten, zodat deze overeenkomen met het volledige intrekgebied? Antwoord vraag 4c: De grootte en ligging van het intrekgebied zijn onderdeel van de voornoemde studie. Daarom kunnen wij op dit moment nog geen antwoord op deze vraag geven.
Vraag 4d: Deelt u onze conclusie dat directe verbanden tussen een specifieke bron en de resulterende achteruitgang van de kwaliteit in het ruw water moeilijk zijn te leggen?
Antwoord vraag 4d: Ja, die conclusie delen wij.
Vraag 4e: Bent u met ons van mening dat vervuiling daarom het beste meteen bij de bron kan worden aangepakt?
Antwoord vraag 4e: Ja, die mening delen wij.
Vraag 5a: Bent u met ons van mening dat voor het behoud van schoon grondwater het voorzorgsprincipe leidend moet zijn, namelijk dat voor de bescherming van de kwaliteit van het grondwater (potentieel) risicovolle activiteiten en ontwikkelingen waar mogelijk worden geweerd?
Antwoord vraag 5a: Ja, die mening delen wij en daarvoor dient ook de Provinciale Milieuverordening waarin bedrijven en activiteiten die te zeer milieubelastend (kunnen) zijn voor het grondwater worden geweerd uit waterwingebieden. Vraag5b: Deelt u onze constatering dat grootschalig gebruik van mest en landbouwgif een bedreiging vormt voor duurzame waterwinning? Antwoord vraag 5b: Nee, zo algemeen gesteld delen wij deze constatering niet. Op basis van de Rapportage Grondwaterkwaliteit constateren wij dat incidenteel bepaalde normen worden overschreden in het “ondiepe” grondwater.
Vraag 5c: Bent u bereid om -vanuit het voorzorgsprincipe- landbouw waarbij minder tot geen vervuiling plaatsvindt, zoals biologische landbouw, ook in dit kader te stimuleren teneinde de aanwezigheid van bestrijdingsmiddelen in het grondwater terug te dringen, en daarbij vooral grondwaterbeschermingsgebieden en aangrenzende gebieden een hoge prioriteit te geven? Zola, welke maatregelen bent u voornemens te treffen? Zo nee, waarom niet?
Antwoord vraag 5c: Nee. In de Lânbouaginda 2014 — 2020 staat aangegeven dat wij de ontwikkeling op het ge bied van onder meer de vermindering van de emissies van nutriënten, bestrijdingsmiddelen, ammoniak en broeikasgassen uit de landbouw naar water, bodem en atmosfeer stimuleren. Op deze wijze stimuleren wij in de landbouw reeds de vermindering van bestrijdingsmiddelen.
Vraag 6: Hoe is de grondwaterbescherming geborgd binnen de FUMO?
Antwoord vraag 6: In de Dienstverleningsovereenkomst Provincie Fryslân en FUMO 2017 heeft de FUMO de taak gekregen om de in de provinciale milieuverordening vermelde vht-taken uit te voeren.
Vraag 7: Is uw verwachting dat de kwaliteit van het grondwater in de toekomst zal verbeteren of ver slechteren? Waarop baseert u deze verwachting en over hoeveel tijd spreekt u dan?
Antwoord vraag 7: Wij verwachten dat de kwaliteit van het grondwater in de toekomst zal verbeteren. Dit is gebaseerd op de verwachte resultaten van de uitvoering van:
- maatregelen uitvoeringsprogramma’s gebiedsdossiers drinkwaterwinningen;
- maatregelen Kaderrichtlijn Water;
- maatregelen Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater, moeten de overheden en waterschappen meer aandacht besteden aan de (grond)waterkwaliteit en de proces sen en activiteiten die daarbij een rol spelen. Een gevolg hiervan is dat we ons ervan bewust worden dat het grondwater kwetsbaar is voor verontreinigingen. Door deze aandacht en bewustwording verwachten we dat op termijn de kwaliteit van het grondwater zal verbeteren.
Omdat de processen in het grondwater traag verlopen denken we hierbij aan enkele 10- tallen jaren.
Hoogachtend,
Gedeputeerde Staten van Fryslân
Interessant voor jou
Vragen over roofvogelvervolging
Lees verderMondelinge vragen REC
Lees verder