vragen over fraude met mest­ver­gisters en chemisch afval


Indiendatum: jun. 2019

Op 15 mei 2019 verscheen in de NRC het artikel 'Mestfabrieken mixen stiekem chemisch afval door hun mest' en op 16 mei 2019 verscheen een opvolgend artikel in het NRC 'Mest wordt gemixt met giftig afval' . Blijkens een rapport uit 2016 van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Noord, (RIEC-rapportage), waaraan o.m. Openbaar Ministerie, politie en enkele provincies meewerkten, is er sprake van structurele en wijd verbreide fraude bij co-vergisting. Volgens het NRC vormen mestfabrieken de spil in een omvangrijke fraude, die tot grote risico’s voor mens en milieu leidt. Wij hebben hierover – in navolging op onze vragen in 2017 (kenmerk 01467760)- de volgende vragen:

1. Kent u de berichten ‘Geen maïsafval maar verfslib en xtc-resten in de mest, en 'Mest wordt gemixt met giftig afval' die zijn verschenen?


2. Hoeveel vestigingen van co-vergisters (gepland en gerealiseerd) zijn er in Fryslân (graag op een kaart weergeven)?

3. Voor welke mestvergistingsinstallaties (gepland en gerealiseerd) is provincie Fryslân bevoegd gezag? Graag bedrijfsnaam en locatie vermelden.

4. Deelt het College de conclusie van de RIEC-rapportage dat er aanzienlijke gezondheidsrisico’s zijn doordat er in de keten regelmatig schadelijke afvalstoffen gemengd worden met ter verwerking aangeboden mest? Zo nee, waarom niet?


5. Het RIEC-rapport toont aan dat, vanwege de structuur van de aanvoer-, transport- en verwerkingsketen, de sector inherent zeer fraudegevoelig is: bijmengen is te eenvoudig en financieel te aantrekkelijk. Welke concrete aanwijzingen heeft het College dat deze inherente gebreken afdoende te bestrijden zijn? Heeft het College hierover contact met de NVWA?

6. Geven de conclusies van het RIEC-rapport het College aanleiding om de positieve waardering voor co-vergistingsinstallaties te herzien? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?

7. Het is bekend dat het toezicht van de FUMO lijdt onder de organisatorische moeilijkheden die de instantie de afgelopen jaren heeft gehad – en nog heeft. Geldt dit ook voor het toezicht op de mestvergistingsinstallaties waarvoor de provincie bevoegd gezag is? Is dit bijvoorbeeld minder vaak, of minder uitgebreid gedaan?

8. Welke sanctiemogelijkheden heeft het College wanneer mocht blijken dat een co-vergistingsinstallatie binnen haar bevoegd gezag in de fout gaat (fraude, overschrijding van emissie-normen etc.)

9. Kunt u aangeven op welke wijze en hoe vaak deze mestfabrieken en co-vergisters worden gecontroleerd op onder andere het soort afvalstromen die daar worden verwerkt, zowel door de NVWA als door de FUMO? Wat gebeurt er precies bij de controles? Wordt het materiaal bijvoorbeeld doorgelicht op inhoud (en dus niet alleen de administratie gecontroleerd) en wat wordt daarbij gemeten?

10. Zijn er tijdens controles van zowel NVWA als FUMO onregelmatigheden geconstateerd, zoals milieuovertredingen en afvalstromen van niet plantaardige afkomst? En zo ja, om wat voor een onregelmatigheden gaat het dan en op welke wijze is hier op gehandhaafd?

11. Klopt het dat het digestaat dat overblijft in co-vergistingsinstallaties wordt uitgereden over het land? Zo nee, wat gebeurt er dan mee?

12. Wordt de bodem waar meststoffen worden gebruikt afkomstig uit mestfabrieken en co-vergisters uit de Provincie Fryslân ook gecontroleerd op verontreiniging als gevolg van het gebruik van meststoffen afkomstig uit deze mestfabrieken en co-vergisters? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welke regelmaat en wat zijn hiervan de uitkomsten?

13. Bent u bereid om nog strenger te controleren en te handhaven bij bestaande mestfabrieken en co-vergisters binnen de Provincie Fryslân, daar deze in geval van fraude en overtredingen tot grote risico's voor mens en milieu kunnen leiden? Zo ja, op welke wijze precies bent u bereid deze controle en handhaving nog strenger uit te voeren?

14. In 2017 schreef u, in antwoord op onze schriftelijke vragen : “De verantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van de mestwetgeving ligt niet bij de provincie maar bij de NVWA. De provincie Fryslan (en ook Wetterskip Fryslan) hebben daar geen monitoringsprogramma voor.

a) Bent u bereid – in het licht van bovenstaande feiten- om alsnog een eigen monitoringprogramma op te zetten, om de veiligheid van de Friese leefomgeving beter te kunnen borgen?
b) Zo nee, bent u bereid om er (landelijk) op aan te dringen dat de NVWA haar monitoringsprogramma intensiveert?

15. Kan het College uitsluiten dat er volksgezondheidsrisico’s gemoeid zijn met de praktijk van covergisting? Welke stappen gaat het College zetten om deze risico’s uit te sluiten?

16. Kan het College uitsluiten dat de bijgemengde schadelijke stoffen, zoals bv. verfslib en xtc-resten in het grondwater komen en een bedreiging vormen voor natuur, (landbouw-)grond, grond- en drinkwatervoorziening? Zo ja, hoe? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om dit te voorkomen?

17. Bent u het eens met Openbaar Ministerie , dat de enige oplossing voor het mestoverschot en de fraude met mest een aanpak bij de bron is – dus minder vee en minder mest? Zo ja, welke maatregelen koppelt u daaraan? Zo nee, waarom niet?

18. In uw antwoordbrief schreef u ook dat u de genoemde problematiek aan de orde zal stellen in het provinciale VTH-overleg, en dat het onderwerp ook in IPO verband onder de aandacht was.

a) Kunt u aangeven wat er uit de besprekingen van het VTH-overleg en het interprovinciaal overleg destijds is voortgekomen?
b) Bent u bereid te doen wat in uw vermogen ligt, om het onderwerp – en de recente berichtgeving daarover- binnen beide overleggen opnieuw op te bespreken?
c) Wilt u ons op de hoogte houden van de resultaten van deze besprekingen?



Bronnen:

https://www.nrc.nl/nieuws/2019...
https://www.nrc.nl/nieuws/2019...
https://www.rijksoverheid.nl/d...

https://friesland.partijvoorde...

https://nos.nl/artikel/2259038...

Geachte mevrouw Van der Zanden,

Uw schriftelijke vragen op grond van artikel 41 van het Reglement van Orde, binnengekomen op 5 juni 2019, beantwoorden wij als volgt.

Uw inleiding:

Op 15 mei 2019 verscheen in de NRC het artikel 'Mestfabrieken mixen stiekem chemisch afval door hun mest' en op 16 mei 2019 verscheen een opvolgend artikel in het NRC 'Mest wordt gemixt met giftig afval'. Blijkens een rapport uit 2016 van het Regionaal Informatie en Expertise Centrum Noord, (RIEC-rapportage), waaraan o.m. Openbaar Ministerie, politie en enkele provincies meewerkten, is er sprake van structurele en wijdverbreide fraude bij covergisting. Volgens het NRC vormen mestfabrieken de spil in een omvangrijke fraude, die tot grote risico's voor mens en milieu leidt.

Vraag 1: Kent u de berichten `Geenmaisafval maar verfslib en xtc-resten in de mest, en 'Mest wordt gemixt met giftig afval' die zijn verschenen?

Antwoord vraag 1: Ja.

Vraag 2: Hoeveel vestigingen van co-vergisters (gepland en gerealiseerd) zijn er in Fryslân (graag op een kaart weergeven)?

Antwoord vraag 2: Op dit moment zijn er 16 co-vergisters in de provincie Fryslân in werking. Daarnaast zijn er een aantal gestopt en/of nog niet gerealiseerd. In de meeste gevallen is de gemeente het bevoegd gezag Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Wij beschikken niet over een kaart waar de co-vergisters in Fryslân op zijn weergegeven. Op de viewer van Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) zijn de installaties met een SDE-beschikking aangegeven: https://ez.maps.arcgis.com/apps/webappviewer/index.html?id=6185c5a3392e457491b65e962a37431c

Vraag 3: Voor welke mestvergistingsinstallaties (gepland en gerealiseerd) is provincie Fryslân bevoegd gezag? Graag bedrijfsnaam en locatie vermelden.

Antwoord vraag 3: De provincie Fryslân is het bevoegd gezag WABO voor 3 co-vergisters. Hiervan is Jorritsma Pluimvee te Tzummarum in werking. Oosterhof-Holman te Kootstertille en Marrum Mechanisatie BV te Marrum zijn wel vergund, maar nog niet gerealiseerd.

Vraag 4: Deelt het College de conclusie van de RIEC-rapportage dat er aanzienlijke gezondheidsrisico's zijn doordat er in de keten regelmatig schadelijke afvalstoffen gemengd worden met ter verwerking aangeboden mest? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 4: We zijn ons bewust dat door fraude met co-vergisting risico's voor de volksgezondheid kunnen ontstaan. Het is niet bij ons bekend of en op welke schaal dit plaats zou vinden. Er zijn evenmin signalen bij ons bekend dat dit in Fryslân zou spelen.

Vraag 5: Het RIEC-rapport toont aan dat, vanwege de structuur van de aanvoer-, transport- en verwerkingsketen, de sector inherent zeer fraudegevoelig is: bijmengen is te eenvoudig en financieel te aantrekkelijk. Welke concrete aanwijzingen heeft het College dat deze inherente gebreken afdoende te bestrijden zijn? Heeft het College hierover contact met de NVWA?

Antwoord vraag 5: Voor de inrichtingen waar de provincie het WABO bevoegd gezag is, is de vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) uitbesteed aan de FUMO. De FUMO voert reguliere controles uit en handhaaft daar waar nodig. Zij hebben eveneens een oor- en oogfunctie voor de handhavingspartners (Nederlandse Voedsel- en Waren Autoriteit (NVWA), Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Politie). Met deze handhavingspartners wordt in het kader van ketentoezicht ook samengewerkt. De FUMO heeft contact met het NVWA over bijvoorbeeld de aanvoer van co-producten en over de leverancier/herkomst van de co-producten.

Vraag 6: Geven de conclusies van het RIEC-rapport het College aanleiding om de positieve waardering voor co-vergistingsinstallaties te herzien? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 6: Nee, co-vergisting levert een bijdrage aan ook voor de provincie Fryslân belangrijke doelstellingen rond aspecten als duurzaamheid, energietransitie en vermindering van CO2-uitstoot. Daarbij moet uiteraard worden voldaan aan wettelijke vereisten c.q. vergunningen worden nageleefd. Toezicht hierop is van belang waarbij stevig tegen overtredingen zal worden opgetreden.

Vraag 7: Het is bekend dat het toezicht van de FUMO lijdt onder de organisatorische moeilijkheden die de instantie de afgelopen jaren heeft gehad —en nog heeft. Geldt dit ook voor het toezicht op de mestvergistingsinstallaties waarvoor de provincie bevoegd gezag is? Is dit bijvoorbeeld minder vaak, of minder uitgebreid gedaan?

Antwoord vraag 7: Nee, toezicht bij deze inrichtingen heeft plaatsgevonden volgens de normale planning (zie ook het antwoord bij vraag 9).

Vraag 8: Welke sanctiemogelijkheden heeft het College wanneer mocht blijken dat een co-vergistingsinstallatie binnen haar bevoegd gezag in de fout gaat (fraude, overschrijding van emissienormen etc.)

Antwoord vraag 8: Bij overtredingen wordt bestuurlijk opgetreden volgens de mogelijkheden die de Algemene wet bestuursrecht ons biedt. Daarbij wordt ook de Landelijke Handhavingsstrategie (LHS) toegepast. Dit kan er bij overtredingen toe leiden dat er niet alleen bestuursrechtelijk, maar — door het Openbaar Ministerie - ook strafrechtelijk wordt opgetreden.

Vraag 9: Kunt u aangeven op welke wijze en hoe vaak deze mestfabrieken en co-vergisters worden gecontroleerd op onder andere het soort afvalstromen die daar worden verwerkt, zowel door de NVWA als door de FUMO? Wat gebeurt er precies bij de controles? Wordt het materiaal bijvoorbeeld doorgelicht op inhoud (en dus niet alleen de administratie gecontroleerd) en wat wordt daarbij gemeten?

Antwoord vraag 9: De FUMO voert jaarlijks twee reguliere controles uit volgens het toezichtplan. Er vindt een administratieve controle plaats op onder andere welke stromen er toegevoegd worden aan de co-vergister. Hierover heeft de FUMO ook contact met de NVWA. Daarnaast worden ook de vergunningvoorschriften gecontroleerd. Hoe vaak de NVWA controleert, is ons niet bekend.

Vraag 10: Zijn er tijdens controles van zowel NVWA als FUMO onregelmatigheden geconstateerd, zoals milieuovertredingen en afvalstromen van niet plantaardige afkomst? En zo ja, om wat voor een onregelmatigheden gaat het dan en op welke wijze is hierop gehandhaafd?

Antwoord vraag 10

In de co-vergister mogen ook stromen van niet-plantaardige aard toegevoegd worden, indien deze stromen staan genoemd in Bijlage Aa van de Meststoffenwet en er een pasteurisatiestap aanwezig is. Bij Jorritsma is dat het geval. Onregelmatigheden zijn ons niet bekend.

Vraag 11: Klopt het dat het digestaat dat overblijft in co-vergistingsinstallaties wordt uitgereden over het land? Zo nee, wat gebeurt er dan mee?

Antwoord vraag 11: Ja. Digestaat mag worden uitgereden in de landbouw als meststof mits het is ontstaan uit het vergisten van een mengsel van: • minimaal 50 % dierlijke mest; • en maximaal 50% co-producten die vermeld staan in Bijlage Aa van de Meststoffenwet.

Vraag 12: Wordt de bodem waar meststoffen worden gebruikt afkomstig uit mestfabrieken en co-vergisters uit de Provincie Fryslân ook gecontroleerd op verontreiniging als gevolg van het gebruik van meststoffen afkomstig uit deze mestfabrieken en co-vergisters? Zo nee, waarom niet? Zo ja, met welke regelmaat en wat zijn hiervan de uitkomsten?

Antwoord vraag 12: Nee, voor zover wij weten wordt dit niet gecontroleerd. Controle van het materiaal vindt aan de voorzijde van het proces plaats. Achteraf is daar dan geen aanleiding voor.

Vraag 13: Bent u bereid om nog strenger te controleren en te handhaven bij bestaande mestfabrieken en co-vergisters binnen de Provincie Fryslân, daar deze in geval van fraude en overtredingen tot grote risico's voor mens en milieu kunnen leiden? Zo ja, op welke wijze precies bent u bereid deze controle en handhaving nog strenger uit te voeren?

Antwoord vraag 13: Het toezicht bij inrichtingen waarbij de provincie Fryslân het WABO bevoegd gezag is, vindt `risicogestuurd' plaats (op inrichting- en/of brancheniveau). Het bijstellen van de frequentie waarin inrichtingen worden bezocht vindt periodiek plaats. Op dit moment zijn er in Fryslân geen signalen bij ons bekend die leiden tot een verhoging van de toezichtfrequentie.

Vraag 14: In 2017 schreef u, in antwoord op onze schriftelijke vragen: "De verantwoordelijkheid voor het toezicht op de naleving van de mestwetgeving ligt niet bij de provincie maar bij de NVWA. De provincie Fryslân (en ook Wetterskip Fryslân) hebben daar geen monitoringsprogramma voor.

a) Bent u bereid —in het licht van bovenstaande feiten- om alsnog een eigen monitoringprogramma op te zetten, om de veiligheid van de Friese leefomgeving beter te kunnen borgen?

b) Zo nee, bent u bereid om er (landelijk) op aan te dringen dat de NVWA haar monitoringsprogramma intensiveert?

Antwoord vraag 14: Nee, op dit moment zien wij geen aanleiding om een eigen monitoringsprogramma op te zetten. Wij zullen bij de NVWA navragen in hoeverre er mogelijkheden zijn tot intensivering.

Vraag 15: Kan het College uitsluiten dat er volksgezondheidsrisico's gemoeid zijn met de praktijk van covergisting? Welke stappen gaat het College zetten om deze risico's uit te sluiten?

Antwoord vraag 15: Het uitsluiten van risico's is niet mogelijk. We kunnen risico's alleen beperken door een gerichte, gezamenlijke aanpak (zie ook het antwoord bij vraag 18) en regelmatig controles uit te voeren.

Vraag 16: Kan het College uitsluiten dat de bijgemengde schadelijke stoffen, zoals bv. verfslib en xtc-resten in het grondwater komen en een bedreiging vormen voor natuur, (landbouw-)grond, grond- en drinkwatervoorziening? Zo ja, hoe? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om dit te voorkomen?

Antwoord vraag 16: Nee, het volledig uitsluiten van risico's is niet mogelijk. Door een gezamenlijke, gerichte aanpak (zie ook het antwoord bij vraag 15) en toezicht van de verschillende partijen, waaronder de FUMO namens de provincie, wordt getracht dit te voorkomen.

Vraag 17: Bent u het eens met Openbaar Ministerie, dat de enige oplossing voor het mestoverschot en de fraude met mest een aanpak bij de bron is —dus minder vee en minder mest? Zo ja, welke maatregelen koppelt u daaraan? Zo nee, waarom niet?

Antwoord vraag 17: Nee. Het probleem ligt —zeker in Fryslân —naar onze inschatting niet primair bij de agrariërs c.q. teveel vee en teveel mest. De aanpak moet gericht zijn om te voorkomen dat criminelen zich op illegale wijze ontdoen van (afval)stoffen, bijvoorbeeld door deze bij te mengen bij covergisting.

Vraag 18: In uw antwoordbrief schreef u ook dat u de genoemde problematiek aan de orde zal stellen in het provinciale VTH-overleg, en dat het onderwerp ook in IPO verband onder de aandacht was.

a) Kunt u aangeven wat er uit de besprekingen van het VTH-overleg en het interprovinciaal overleg destijds is voortgekomen?

b) Bent u bereid te doen wat in uw vermogen ligt, om het onderwerp —en de recente berichtgeving daarover- binnen beide overleggen opnieuw op te bespreken?

c) Wilt u ons op de hoogte houden van de resultaten van deze besprekingen?

Antwoord vraag 18:

a) Co-vergisting staat al enige tijd op de agenda van het bestuurlijk IPO VTH-overleg, alsmede ook in het bestuurlijk omgevingsberaad (BOB) met Rijk, VNG en Unie van Waterschappen. Daarin is een gezamenlijke aanpak besproken, waarbij onderwerpen als integriteit/ondermijning, ruimtelijke aspecten, VTH-aspecten en beleidsmatige aanpak aan de orde zijn gekomen.

b) Ja, overigens zal co-vergisting naar verwachting ook in de komende periode op de agenda van genoemde overleggen staan.

c) Ja, wij zullen u informeren over ontwikkelingen.

Hoogachtend,

Gedeputeerde Staten van Fryslân

Interessant voor jou

Vragen over bodemas

Lees verder

Vragen over bomenkap

Lees verder